Voor het eerst is kernfusie bij kamertemperatuur overtuigend aangetoond in een compacte reactor. Geen sciencefiction, maar een proof-of-concept dat de belofte in zich draagt om kernfusie uit de megaprojecten te halen en naar de werkbank te brengen.
Wetenschappers van de University of British Columbia (UBC) hebben een methode ontwikkeld om het aantal fusie-evenementen bij kamertemperatuur met gemiddeld 15 procent te verhogen. Ze deden dit met een zelfgebouwde reactor die letterlijk op een werkbank past. Volgens de studie, gepubliceerd in Nature, is dit de eerste keer dat de combinatie van een elektochemisch proces en een compacte deuterium–deuterium reactor aantoonbaar extra fusie oplevert.
Hoewel het experiment nog meer energie verbruikte dan het opleverde, markeert het een belangrijke stap. “We zien dit als een startpunt, een uitnodiging aan de gemeenschap om hierop voort te bouwen,” zegt hoofdonderzoeker professor Curtis P. Berlinguette.
Alternatief voor reusachtige tokamaks
Traditionele kernfusie-experimenten worden uitgevoerd in gigantische installaties zoals ITER in Zuid-Frankrijk, waar deeltjes verhit worden tot meer dan 150 miljoen graden Celsius. Het UBC-team bewandelt een ander pad met de Thunderbird Reactor, een compacte deeltjesversneller bestaande uit een plasmathruster, een vacuümkamer en een elektrochimische cel.
Het experiment werkte met een palladiumtarget dat van twee kanten werd geladen met deuterium. Eén kant met plasma, de andere kant met een elektrochemisch proces dat Berlinguette omschrijft als “brandstof in een spons persen”. Met slechts één volt elektriciteit konden de onderzoekers dezelfde brandstofdichtheid bereiken als normaal pas bij een druk van 800 bar.

Van koude fusie naar nieuwe wetenschap
De wortels van dit onderzoek gaan terug naar 2015, toen Google een internationaal team samenbracht om de beruchte claims rond “koude kernfusie” uit 1989 opnieuw te onderzoeken. Het resultaat, gepubliceerd in Nature in 2019, wees uit dat er geen bewijs was voor de destijds geclaimde “anomalous heat”. Toch kwamen er wel nieuwe onderzoekslijnen uit voort.
In plaats van warmte te meten, richtte het huidige UBC-experiment zich op neutronen – een directe, ondubbelzinnige handtekening van een fusieproces. Daarmee neemt het onderzoek afstand van de controversiële reputatie die koude fusie decennia lang heeft achtervolgd.

Breder speelveld voor fusieonderzoek
De implicaties zijn groot: door kernfusie toegankelijker te maken voor kleinere laboratoria, zou innovatie sneller kunnen gaan. Tot nu toe waren fusie-experimenten voorbehouden aan nationale onderzoekscentra met budgetten van miljarden euro’s. Berlinguette: “We hopen dat dit werk kernfusie uit de reusachtige nationale labs haalt en op de werkbank brengt.”
Dat sentiment krijgt steun uit onverwachte hoek. In 2024 claimde het Indiase bedrijf HYLENR met zijn Low Energy Nuclear Reactor al de eerste commerciële toepassing van koude fusie te hebben gedemonstreerd. Het bedrijf kreeg daarvoor zelfs een patent. De Canadese studie voegt nu academisch gewicht toe aan het idee dat fusie ook buiten de traditionele route van torenhoge temperaturen kansrijk kan zijn.
Tussen hype en harde wetenschap
Hoewel de UBC-resultaten geen netto-energie opleverden, laten ze zien dat fundamentele vooruitgang mogelijk is met relatief eenvoudige middelen. Dat kan het fusieonderzoek een nieuwe dynamiek geven – minder afhankelijk van megaprojecten, en meer ruimte voor creativiteit en diversiteit in benaderingen.
Toch is voorzichtigheid geboden. De weg naar een praktisch inzetbare fusiecentrale blijft lang, en eentje vol technische barrières.