Gerald Schut
De belangrijkste handelsoorlog tussen de VS en China gaat niet over tariefmuren, maar over technologie, schrijft weekblad The Economist in een lezenswaardige ‘Briefing’.
Het slagveld strekt zich uit van kunstmatige intelligentie (ki) tot netwerkapparaten, maar de kern van het conflict wordt gevormd door halfgeleiders. Dat is niet toevallig. De wereld bevindt zich op een keerpunt nu het einde van de Wet van Moore na vijftig jaar in zicht is. De fysieke grenzen van de silicium-chip zijn bereikt, waardoor de toekomst voor chipfabrikanten somber lijkt en andere technologieën als kwantumcomputers en gespecialiseerde KI-chips China de kans geven haar historische achterstand in één klap goed te maken.
China heeft op indrukwekkende manier een steeds groter deel van de productieketen van chips in handen weten te krijgen, maar is voor high end chips nog steeds afhankelijk van het buitenland: in de top 15 van geavanceerde chipmakers staat geen enkel Chinees bedrijf. High end chips maken wordt steeds duurder; priegelwerk is complex. Chipmakers spreken onderling van een ‘tweede Wet van Moore’: dat chipfabrieken iedere vier jaar tweemaal zo duur worden.
Ondertussen blijft de chipindustrie een toonbeeld van mondialisering: een gemiddeld Amerikaans bedrijf heeft maar liefst 16.000 toeleveranciers, waarvan meer dan de helft in het buitenland. Toen president Trump chipmaker Qualcomm verbood nog langer chips aan het Chinese ZTE te verkopen, dreigde de Amerikaanse koploper in een paar dagen failliet te gaan, waarna Trump op zijn schreden terugkeerde.