Een handelsoorlog is (voorlopig) afgewend: Europa en de Verenigde Staten hebben na maanden onderhandelen een akkoord bereikt over wederzijdse importheffingen. Maar hoewel het ergste scenario van tafel is, klinken de reacties gemengd. Voor het Nederlandse bedrijfsleven is de deal een combinatie van opluchting en frustratie: de onzekerheid is weg, maar de rekening is stevig.
Het nieuwe akkoord betekent dat de Amerikaanse dreiging van een algemene importheffing van 30 procent op Europese producten is ingetoomd tot 15 procent. Vooral voor sectoren als de auto-industrie, met hoge exportvolumes naar de VS, is dat een meevaller. Europese auto’s worden nu ‘slechts’ met 15 procent belast, in plaats van de eerdere 27,5 procent. Toch blijft dat fors vergeleken met de situatie vóór de terugkeer van Donald Trump als president, toen het tarief rond de 2,5 procent lag.
Volkswagen bijvoorbeeld zag in de eerste helft van het jaar al 1,3 miljard euro aan inkomsten verdampen door de eerdere heffingen. Een verlaging helpt, maar zal die schade niet direct herstellen.
Staal blijft pijnpunt: 50 procent blijft staan
Voor andere sectoren pakt het akkoord een stuk minder gunstig uit. Zo blijven de invoerrechten van 50 procent op Europees staal en aluminium volledig van kracht. Een uitzondering zou alleen mogelijk zijn via een nog te onderhandelen quotaregeling. De EU hoopt dat export onder een bepaalde hoeveelheid wél onder een lager tarief mag vallen, maar die deal is nog niet rond.
Voor Nederlandse staalbedrijven is dit een hard gelag. Belangenorganisatie FME spreekt van een “enorme impact” en noemt de asymmetrische afspraken “unfair”: de VS heft, Europa niet. “We laten ons bullyen door de grootste pestkop van het schoolplein,” aldus FME-voorzitter Theo Henrar.
Geen gelijk speelveld: Europa heft niets terug
Een van de meest opvallende aspecten van het akkoord is dat de Europese Unie géén tegenmaatregelen neemt. Terwijl de VS vanaf 1 augustus een importheffing van 15 procent op de meeste Europese producten invoert, blijft Europa Amerikaanse goederen gewoon vrij toegang geven. Dat zorgt voor een scheef speelveld, zo vinden veel ondernemers en politici.
De Franse onderminister Benjamin Haddad waarschuwt zelfs dat deze concessies Europa zwakker maken: “Denken dat we dit kunnen oplossen met toegevingen, zal alleen maar leiden tot meer roofzucht van buitenaf.”
Uitzonderingen voor chipmachines en vliegtuigen
Toch zijn er ook sectoren die voorlopig buiten schot blijven. Zo vallen chipmachines, vliegtuigen en onderdelen daarvan buiten het 15-procentstarief. Ook voor bepaalde medische apparatuur lijken uitzonderingen in de maak, wat goed nieuws zou zijn voor bedrijven als Philips. Voor farmaceutische producten en landbouwgoederen loopt het overleg nog: kaas blijft op 15 procent, bloembollen stijgen mogelijk naar 10 procent. Of er nog versoepelingen volgen, is onzeker.
Bedrijfsleven opgelucht, maar niet tevreden
Ondernemersorganisatie VNO-NCW noemt het akkoord een “voorlopig einde aan de onzekerheid”, maar spreekt ook van een “pijnlijke maatregel” voor exporteurs. Het bedrijfsleven hoopt dat de deal ruimte laat voor verdere onderhandelingen en versoepeling van de regels.
Heineken-topman Dolf van den Brink ziet de impact als “te overzien”: de VS is goed voor minder dan 5 procent van de omzet van het concern. Een verhuizing van productie naar Amerika staat volgens hem niet op de planning, al wil hij “alle opties openhouden”.
Politiek gezien levert de deal verschillende reacties op. Demissionair premier Dick Schoof noemt het resultaat “het best mogelijke” en benadrukt het belang van stabiliteit voor een open economie als de Nederlandse. Duitsland sluit zich daarbij aan: de deal voorkomt een handelsoorlog die vooral de autosector zwaar had kunnen treffen.
Toch overheerst elders in Europa de kritiek. Niet alleen vanwege de scheve afspraken, maar ook vanwege het feit dat Europa 600 miljard euro investeringen richting de VS toezegt—geld dat niet in de Europese economie terechtkomt. Critici noemen het een kniebuiging van Brussel, waarbij vooral bestaande investeringen worden herverpakt.
Economisch effect beperkt, politieke symboliek groot
Macro-economisch blijft de schade voor de Europese economie beperkt, stelt econoom Han de Jong: de EU-export naar de VS vertegenwoordigt zo’n 2,5 à 3 procent van het Europese bbp. Maar voor specifieke sectoren, zoals staal, chemie en automotive, zijn de gevolgen veel ingrijpender.
De Jong ziet vooral een symbolische nederlaag voor Europa. “Het is moeilijk om dit niet als een overwinning voor Trump te beschouwen,” zegt hij. “Europa heeft weliswaar erger voorkomen, maar tegen een hoge prijs.” China speelt volgens hem het spel harder en met meer succes—iets wat Brussel zich moet aantrekken als het geopolitiek serieus genomen wil worden.