Bedrijven die internationaal ondernemen presteren op allerlei manieren beter dan bedrijven die zich uitsluitend richten op de binnenlandse markt. De exporterende bedrijven zijn doorgaans groter, productiever, innovatiever en kapitaalintensiever, zij betalen hogere lonen en hebben een hogere overlevingskans.
De verschillen zijn aanzienlijk. Exporteren leidt bij Nederlandse bedrijven tot een productiviteitswinst van zo’n 4,4 procent, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Bij import is de productiviteitspremie een stuk lager: 2,2 procent. Two-way traders – zowel import als export – laten een premie zien van 4,5 procent.
De reden van deze productiviteitsgroei is lastiger vast te stellen; worden bedrijven productiever door internationaal te handelen, of zijn het de toch al productievere bedrijven die in staat zijn om de stap naar het buitenland te zetten.
De eerste reden wordt zelfselectie genoemd; alleen productieve bedrijven komen überhaupt voor export in aanmerkingen. Om de stap over de grens te kunnen zetten moeten er immers aanzienlijke investeringen worden gedaan en forse risico’s worden genomen door een bedrijf.
Het kan echter ook zo zijn dat bedrijven leren door internationaal actief te zijn en zijn daardoor in staat hun productiviteit te verhogen. Dit wordt het learning-by-doing principe genoemd.
Verschillen tussen sectoren
Wat ook opvalt is dat de leereffecten tussen verschillende sectoren groot kunnen zijn. De grootste groei, zowel van importeren als van exporteren, zien we in de hout-, papier- en grafische industrie en in de voedings- en genotmiddelenindustrie, met een productiviteitspremie van tegen de 6 procent. Ook importeren levert bedrijven in deze bedrijfstakken een productiviteitspremie van bijna 4 procent op.
Daarnaast zijn er ook bedrijfstakken waar geen significant verschil door internationaal ondernemen te zien is. Dat is met name het geval in de chemische en farmaceutische industrie, de elektronische industrie en de transportmiddelenindustrie. De bedrijven die zich bezig houden met de productie van kunststof en bouwmaterialen profiteren alleen van exporteren, maar niet van importeren of two-way trading.
Ook is er een groot verschil tussen het mkb en grotere bedrijven. De laatste bedrijven profiteren aanzienlijk meer van internationaal handelen. Voor zowel importeren, exporteren als two-way trading ligt de productiviteitspremie rond de 15 procent, terwijl deze voor het mkb 3 à 4 procent bedraagt. Een heldere verklaring hiervoor ontbreekt.
Een reden voor dit verschil zou kunnen zijn dat de mate waarin een bedrijf in staat is om de internationale kennis en kunde te vertalen naar de eigen bedrijfspraktijk afhankelijk is van de omvang van het bedrijf. Deze absorptive capacity zou bij grotere en internationaal ingebedde bedrijven wellicht groter kunnen zijn dan bij het midden- en kleinbedrijf. Volgens het CBS is er echter meer onderzoek nodig om dat te kunnen vaststellen.