Gerald Schut
Deze zomer meldde het IPCC dat de gemiddelde temperatuur wereldwijd sinds 1850 met 1,1°C is toegenomen, maar dat de toename boven land ruim een halve graad hoger ligt. Hoe somberder de voorspellingen over de gevolgen van klimaatverandering worden, hoe serieuzer wetenschappers nadenken over geo-engineering, ofwel het kunstmatig op grote schaal afkoelen van de wereld door bijvoorbeeld deeltjes in de stratosfeer te brengen.
Over geo-engineering bestaan geen internationale afspraken, terwijl het volgens verschillende onderzoeken zo goedkoop zou zijn dat een land of zelfs een miljardair het in zijn eentje zou kunnen doen. Door velen wordt geo-engineering nog steeds als science fiction gezien, louter als een laatste redmiddel tegen klimaatverandering. Maar volgens techniek-ethicus Behnam Taebi (TU Delft) heeft de wereld helemaal niet de luxe om het denken over geo-engineering uit te stellen tot de situatie zo verslechtert dat het als noodmiddel van stal gehaald moet worden. ‘Klimaatverandering kan onomkeerbaar zijn, maar we weten niet wanneer we het point of no return passeren. Als Groenland en de Noordpool smelten, is het te laat.’ Het besluit om geo-engineering wel of niet toe te passen moeten we voor die tijd nemen. ‘Daarom hebben we dringend meer kennis nodig,’ zegt Taebi.
Wat is het grootste misverstand over geo-engineering?
‘Geo-engineering toepassen is een heel lastige afweging. Je weet immers pas echt wat de gevolgen precies zullen zijn als je het grootschalig gaat toepassen en als je er eenmaal mee begint, is er geen makkelijke weg terug meer, want als je stopt slaat de opwarming daarna toe, en misschien wel harder dan voorheen, zeggen natuurkundigen. Het dominante idee is nu dat je geo-engineering moet bewaren als een last-resort-oplossing. Maar dat is een problematisch idee, want veel gevolgen van klimaatverandering zijn onomkeerbaar. Als bijvoorbeeld de Noordpool smelt, dan groeit hij niet meer terug. Je krijgt ook een irreversibel sneeuwbaleffect door lagere albedo-factoren. Het grote probleem is dat je niet weet wanneer je het ‘point of no return’ bereikt. Het is in de woorden van klimaatwetenschapper Timothy Lenton een beetje zoals met de tekenfilmfiguren Road Runner en de Coyote: de Coyote weet pas dat hij bij de afgrond is als hij al over de rand heen is gesneld. Ik denk dat we er niet aan ontkomen om meer onderzoek te doen en kleinschalig te gaan experimenteren, zodat we op basis van meer kennis beslissingen kunnen nemen. Geo-engineering wordt daarom ook steeds serieuzer overwogen. Het IPCC noemt het, de Britse Royal Society denkt er ook serieus over na, David Keith van Harvard hoopt in New Mexico met kleinschalige praktijktests te kunnen beginnen. Het probleem is dat beslissingen nu op nationaal niveau genomen kunnen worden, terwijl de risico’s per definitie internationaal en ook intergenerationeel zijn. Je weet bijvoorbeeld niet of er door een interventie elders droogte zal ontstaan. Als nationale overheden stappen zetten, moet de internationale gemeenschap daar iets mee. Maar wat precies, blijft vooralsnog onduidelijk.’
Hoe verhoudt geo-engineering zich tot het voorzorgsprincipe?
‘Het voorzorgsprincipe wordt vaak verkeerd begrepen. Het stelt namelijk niet dat je direct moet stoppen met nieuwe ontwikkelingen als ze risico’s met zich meebrengen – dat zal het einde zijn van veel innovatie -, maar dat je voldoende rekening moet houden met wat je niet weet en dat je wellicht zou moeten reageren op risico’s die je nu niet kent maar later zullen voorkomen. Dat is veel minder remmend. Je moet het voorzorgsprincipe niet tegenover het innovatieprincipe stellen, maar juist ernaast: ethici kunnen daar constructief over meedenken. Soms moet je keihard nee zeggen, zoals bijvoorbeeld tegen killer robots, maar veel vaker kan ethiek juist helpen de technologische ontwikkelingen te sturen. Geo-engineering is ethisch gezien één van de moeilijkste kwesties. Want het is een risico-versus-risico-raamwerk. Welke risico’s vinden we meer gerechtvaardigd, en op basis van welke ethische criteria?’
Welke parallellen zijn er met het denken over kernenergie?
‘Zowel bij kernenergie als bij geo-engineering zijn zowel de mogelijke voordelen als de potentiële nadelen heel groot. Maar de kwesties zijn niet op alle punten te vergelijken. Aan beide onderwerpen zitten belangrijke intergenerationele afwegingen, maar bij kernenergie is de technische afweging op zich duidelijker. Het gaat daarbij over het kernafval dat je achterlaat. Verschillende typen kernenergieproductie zorgen voor verschillende soorten kernafval. De onzekerheid zit hem in de bestendigheid van de opslag. Komt het radioactieve afval uiteindelijk vrij en wat doet dat met menselijke gezondheid en het milieu? De onzekerheid zit daar niet in de techniek van kernenergieproductie zelf, maar in hoe om te gaan met ongewenste bijproducten. Dat is bij geo-engineering anders. De onzekerheden op zowel korte als de lange termijn zijn groter en ze hebben veel te maken met hoe de technologie ingezet wordt. Hoe zal het klimaat zich aanpassen? Een groot gevaar is dat weerspatronen onvoorspelbaar gaan veranderen en dat, bijvoorbeeld, droger gebieden droger worden en natte gebieden juist meer overstromingen krijgen. Die problematische gebieden, met name de droge gebieden, liggen vooral in armere landen, waardoor het risico op de loer ligt dat juist die arme landen er de meeste last van krijgen. Een ander belangrijk punt is de toenemende verzuring van de oceanen door het stijgende COâ‚‚-gehalte in de atmosfeer. Als we geo-engineering toepassen en de uitstoot van COâ‚‚ niet hard genoeg reduceren, blijven de oceanen verder verzuren met allerlei ecologische problemen als gevolg. Uiteindelijk zijn mensen die geo-engineering principieel afwijzen vooral bang dat het als enige oplossing ingezet zal worden voor het tegengaan van klimaatverandering. Dat is absoluut niet waar ik voor pleit, net zo min als de meeste andere onderzoekers op het vakgebied. Het kan juist nodig zijn om heel snel heel veel dingen tegelijk toe te passen. Geo-engineering zou daar ook mogelijk één van kunnen zijn. Daarvoor moeten we de technologie al in een gevorderd stadium hebben.’
Hoe begin je op een veilige manier met geo-engineering?
‘Dat is een belangrijk governance-vraagstuk. We moeten gaan experimenteren om beter te kunnen anticiperen op de gevolgen. Daarmee kunnen we leren hoe we de technieken kunnen monitoren en bijsturen. Juist omdat de gevolgen internationaal ongelijk verdeeld zullen zijn, moeten we een internationale alliantie smeden om te garanderen dat de risico’s rechtvaardig verdeeld zijn en niet onevenredig bij ontwikkelingslanden terecht komen. Daar zijn internationale afspraken voor nodig.’
Ben jij meer een Tovenaar, die gelooft in technologische oplossingen, of een Profeet, die een soberdere collectieve levensstijl voorstaat?
‘Dat is een moeilijke,’ zegt Taebi glimlachend. Na een moment van stilte: ‘Ik denk toch een profeet die de kunsten van de tovenaar heel serieus neemt .’