Jan van den Berg
In 1947 stortte bij het Amerikaanse plaatsje Roswell de resten van een militaire observatieballon neer. Sindsdien houden ufo’s de gemoederen bezig. Niet alleen van fantasten en geïnteresseerden in buitenaards leven, maar ook van de Amerikaanse krijgsmacht en inlichtingendiensten. Eind juni verscheen hierover een rapport van het Office of the Director of National Intelligence.
Heel veel wijzer worden we hier niet van, al was het maar omdat de publieksversie weinig concrete informatie geeft over unidentified aerial phenomena (uap), zoals ufo’s tegenwoordig in ambtelijke kringen heten. Het volledige rapport bevat een onderzoek naar 144 meldingen van uap’s, die van 2004 tot 2021 gedaan zijn door Amerikaanse militairen en ander overheidspersoneel. Slechts één hiervan is geïdentificeerd. Het bleek het restant van een ballon, dat door de lucht zweefde.
Toch is dit rapport een stap vooruit. In de eerste plaats moet het voor beleidsmakers een overzicht geven van mogelijke dreiging die uitgaat van uap’s. Het kan immers gaan om objecten van een buitenlandse mogendheid (lees China of Rusland), die gebruik maken van technologie die ver vooruitloopt op wat Amerika in huis heeft. Ook moet het de mogelijkheden vergroten van de inlichtingendiensten “om de dreiging te kunnen begrijpen”.
Het rapport verdeelt uap’s in vijf categorieën. De eerste wordt omschreven als ruis. Hieronder vallen vogels, ballonnen, drones van particulieren en plastic zakken die door de lucht dwarrelen. Meteorologische verschijnselen als ijskristallen en thermische fluctuaties vormen een andere groep. Dan zijn er de geheime Amerikaanse programma’s op het gebied van lucht- en ruimtevaart. In de vierde plaats zouden er objecten van vreemde mogendheden in het spel kunnen zijn. Niet verrassend is de vijfde categorie: overige gevallen, die niet-identificeerbare verschijnselen omvat.
Hoeveel van de 144 meldingen in een van deze categorieën vallen, is niet publiekelijk bekend. Wel stelt het rapport dat 80 meldingen zaken betreffen die zijn gezien door meerdere sensoren. Dat kunnen radarinstallaties en infraroodcamera’s zijn, maar ook de ‘eyeball 1 mark’; een informele militaire omschrijving van het menselijk oog.
De Amerikaanse krijgsmacht heeft sinds 1947 diverse organisaties en programma’s gekend voor het bestuderen van uap’s. Het onderhavige rapport is het product van de vorig jaar opgerichte Unidentified Aerial Phenomena Task Force. Ondanks ruim zeven decennia onderzoek is er nog altijd sprake van “beperkte gegevens en inconsistentie in het rapporteren” over uap’s. De Amerikaanse marine heeft pas twee jaar geleden een gestandaardiseerde manier van rapporteren geïntroduceerd. De US Air Force gebruikt deze methode pas sinds november vorig jaar.
Het is waarschijnlijk dat de methode zal leiden tot een beter begrip van uap’s. Hoe de Amerikanen hun gestructureerde gegevens vervolgens gaan verwerken, is niet bekend. In China is daar naar verluid al een antwoord op gevonden. In dat land is volgens verslaggeving in de Hong Kongse krant South China Morning Post een enorme toename van het aantal uap-meldingen.
Dat zijn vermoedelijk vooral particuliere drones. Maar net als de Amerikanen willen de Chinezen natuurlijk ook weten of er geen sprake is van geavanceerde buitenlandse technologie. Om greep op en begrip van alle uap’s te krijgen wil de Chinese overheid alle gegevens gaan analyseren met behulp van kunstmatige intelligentie.
Of het in Nederland zo’n vaart zal lopen, is twijfelachtig. Volgens het Ministerie van Defensie heeft het Air Operations Control Station in Nieuw Milligen, dat het Nederlandse luchtruim bewaakt, in het afgelopen decennium welgeteld twee meldingen gehad van uap’s. De ene was waarschijnlijk een weerballon; de ander vermoedelijk de weerspiegeling van een vliegtuig of sterren tegen een wolk.