Werknemers in het Nederlandse bedrijfsleven zijn in 2021 een stuk productiever geworden. De arbeidsproductiviteit steeg met 2,8% in vergelijking met het jaar ervoor, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek, de sterkste stijging in de afgelopen 21 jaar. De Industrie was een van de sterkste groeiers.
De arbeidsproductiviteit is de toegevoegde waarde per gewerkt uur. Toename daarvan is op lange termijn de belangrijkste bron van economische groei. In 2021 nam de toegevoegde waarde van de commerciële sector toe met 6,1%, terwijl het aantal gewerkte uren met 3,1% toenam. Dit resulteerde samen in een flinke stijging van de arbeidsproductiviteit (2,8%).
De stijging is voor een groot deel het gevolg van de impact die corona had in 2020. In dat jaar daalde de arbeidsproductiviteit met 2%, toen de grootste daling in elf jaar. Maar ook vergeleken met het jaar voor de virusuitbraak, 2019, zijn werknemers productiever. Ten opzicht van dat jaar is de stijging 0,7%.
Ondanks de uitschieter in 2021 vlakt de groei van de arbeidsproductiviteit op lange termijn wel wat af – een trend die zich wereldwijd voor doet. Dat is voor een groot deel te verklaren door de opkomst van diensten. Deze zijn arbeidsintensief en minder makkelijk te automatiseren. Dit zorgt daardoor voor een afnemende arbeidsproductiviteit.
De meeste bedrijfstakken hadden een positieve impact op de arbeidsproductiviteit. Wel was in de bedrijfstakken landbouw, delfstoffenwinning, energie, water en bouw een lichte daling te zien. In de nam de arbeidsproductiviteit juist het hardst toe (samen met de zorg). Daar werden productiemiddelen intensiever gebruikt en droegen de medewerkers gemiddeld ook meer bij. De industrie zorgde daardoor voor iets meer dan een kwart van de totale stijging van de arbeidsproductiviteit (2,8%), namelijk 0,72%punt.
Bij de berekeningen van de arbeidsproductiviteit keek het CBS alleen naar de commerciële sector. De overheid, het onderwijs en de handel in onroerend goed worden daarin niet meegenomen.