Chinese geologen melden een mogelijke goudgordel van 1.000 ton in Xinjiang, maar tussen geologische belofte en echt winbare reserves ligt nog een lange en technisch complexe weg.
Volgens South China Morning Post (SCMP) zou de vondst, wanneer deze in de komende decennia wordt bevestigd, mogelijk meer dan 1.000 ton goud kunnen bevatten. Daarmee zet China opnieuw een stap in zijn streven naar grondstoffen-zelfvoorziening – en worden oudere Westerse aannames over het Chinese geologisch potentieel steeds minder houdbaar.
Geen klomp goud, maar versnipperde gordel
De nieuwe vondst is geen klassiek megadeposit zoals we dat kennen van open-pit goudmijnen in Australië of Noord-Amerika. Het gaat om een verspreide gordel van talloze goudaders, waarvan de continuïteit, dikte en diepte nog nauwelijks onderzocht zijn.
Senior engineer He Fubao en zijn collega’s van het Kashgar Geological Team publiceerden op 4 november hun voorlopige bevindingen in Acta Geoscientica Sinica. Zij spreken van “de contouren van een duizend-tonnen-goudgordel” die voorzichtig zichtbaar worden.
Dat klinkt indrukwekkend, maar experts benadrukken dat slechts een fractie van dergelijke geologische aanwijzingen uiteindelijk economisch winbaar erts wordt. Jaren- tot decennialange boringen zijn nodig om te bepalen of individuele aders voldoende continuïteit en graad (g/t) hebben om een mijn te rechtvaardigen.
Derde duizendtonner in één jaar tijd
China lijkt momenteel in een ware ontdekkingsgolf te zitten. De mogelijke vondst in Xinjiang is de derde 1.000-ton plus goudaanwijzing in een jaar tijd. Eerder werden vergelijkbare claims gedaan in:
- Liaoning (noordoosten): potentieel 1.444 ton, maar met extreem lage graad (ca. 0,56 g/t). Dat betekent dat je voor 1 gram goud bijna 2 ton gesteente moet verwerken. Bij grote dieptes of complexe geologie stijgt de kostprijs dan razendsnel.
- Hunan (centraal China), Wangu-veld: geologisch veelbelovender, met diepe aders op 2.000 tot 3.000 meter en lokale “sweet spots” tot 138 g/t. Maar: zulke diepten maken de mijnbouw zeer energie-intensief en dus kostbaar.
Het Wangu-veld wordt gezien als het technisch meest uitdagende maar potentieel rijkste systeem. Een combinatie die typisch leidt tot hoge investeringen en lange ontwikkeltijd.
Strategie en geopolitiek
Wie wilt begrijpen hoe deze ontdekkingen plots mogelijk zijn, moet naar Beijing kijken. De Chinese overheid heeft de laatste jaren massaal geïnvesteerd in geologische exploratie, met één doel: minder afhankelijk worden van buitenlandse metaalleveranciers.
China spreekt zelf van het opbouwen van “nationale strategische reserves”: een term die de laatste jaren steeds vaker klinkt, mede door geopolitieke spanningen en de groeiende vraag naar metalen in defensie, elektronica en energietransitie.
Volgens eerdere schattingen zaten er nog maar 3.000 ton onontgonnen goud in Chinese bodem – een fractie van wat landen als Rusland en Australië nog in de grond hebben. De recente ontdekkingen suggereren dat die schattingen te conservatief waren, vooral in westelijke regio’s die tot voor kort nauwelijks diep werden aangeboord.
Een goudvondst is geen goudmijn
Hoewel krantenkoppen snel gaan over “goudkoorts” of “mega-vondsten”, liggen de technische realiteiten veel genuanceerder:
- Diepe mijnbouw (2.000–3.000 m) vereist extreme koelcapaciteit, ventilatie en hypersterke bekleding om druk en temperatuur aan te kunnen.
- Zeer lage graad maakt zelfs grote afzettingen economisch marginaal; energie- en arbeidskosten zijn de dealmaker of dealbreaker.
- Politieke stabiliteit en lokale infrastructuur (wegen, stroom, water) zijn cruciaal. Het Kunlun-gebergte is afgelegen en ruig. Niet meteen ideaal voor grootschalige mijnbouw dus.
- Milieunormen worden strenger, zowel binnen als buiten China. Dat verhoogt kosten en doorlooptijden.
Van geologische vondst naar winstgevende mijn is een traject van minstens 10 tot 20 jaar, vaak langer. Daar komt bij dat goudafzettingen vaak veel heterogener zijn dan aanvankelijk lijkt, waardoor vroege schattingen zelden overeenkomen met wat er uiteindelijk écht winbaar blijkt.
Belofte in de rotsen
De vondst in Xinjiang past binnen een breder patroon: China verkent agressiever, dieper en systematischer dan ooit tevoren. De geologische potentie blijkt groter dan gedacht, maar dat betekent nog geen goudkoorts.
Voorlopig is het vooral een belofte in de rotsen: een aanwijzing dat er nog veel te ontdekken valt in de gebergten van West-China, maar niet meer dan dat. Wanneer en óf deze goudgordel daadwerkelijk in productie zal komen, wordt pas duidelijk na een lange en technisch uitdagende weg.





