Michael Persson
Er is nogal een revolutie aan de gang in Nederland waarvan we de implicaties nog maar nauwelijks kunnen inschatten. Heeft niets te maken met het populistische oproer en de rumoerige verkiezingen die eraan komen, maar met een veel langgolviger omwenteling: de enorme groei van het aantal technische studenten. Nederland wordt nerderland.
Het is wat we altijd gewild hebben – de afgelopen tien, twaalf kabinetten, zelf bijna volledig bestaand uit ongecijferde alfa’s, hebben jarenlang vergeefs geprobeerd middelbare scholieren met slappe reclamespotjes te verleiden tot opleidingen waar zij zelf geen hout van begrepen. Zelf kan ik me het oerlelijke ‘Kies Exact, kies een studie met perspectief’ herinneren, uit pakweg 1987. Het hielp allemaal weinig, en jarenlang bleef het aandeel techniekstudenten hangen rond 20 %.
Want iedereen ging rechten doen, of bedrijfskunde, of iets psychologisch – meestal was het makkelijker, meestal was het gaver en meestal was het op termijn een stuk lucratiever dan een taaie techniekstudie, waaraan vaak een braaf en conservatief imago kleefde en waarin je mentaal werd klaargestoomd om een min of meer gedienstig ingenieur te worden. De branieschoppers van mijn middelbare school kozen voor de Erasmus universiteit, of Leiden, en dachten dat ze het zouden gaan maken, als bedrijfskundige of advocaat bij een bank of multinational.
En jarenlang kon je het ook maken, zonder iets te maken, in de post-industriële diensteneconomie die Nederland na de oorlog was geworden. Overal waren witte boorden nodig: banken hadden kantoren en kantoren moesten geleid worden en die leiders hadden hun eigen leiders in grotere kantoren en ook die moesten geleid worden. Het was de tijd dat manager nog geen scheldwoord was.
Nu ontslaan de banken de ene golf na de andere – de oude diensteneconomie loopt op zijn einde. Wat bankmedewerkers deden wordt nu gedaan door computers of door bankklanten zelf. Elke routine kan worden geautomatiseerd. Wie niet overbodig wil worden moet anderen overbodig maken, of iets nieuws bedenken wat geen routine is.
Dat kan alleen door dingen te creëren. Robots, patroonherkenners, algoritmen, alle onderdelen van een internet der dingen die van de wereld een netwerk gaan maken dat zichzelf gaat regelen. Of juist gebouwen, spullen, spelletjes en gerechten die niet door robots en algoritmen kunnen worden gemaakt of bedacht. In beide gevallen is een technische opleiding handig.
En dus stromen de tu’s nu vol, bleek dit najaar. Een numerus fixus bij acht studies. De scholieren hebben het door – de toekomst is aan de nerds. Nederland, dat al decennia roept om meer techniekstudenten, is door het succes overrompeld. Volgens het Platform Bèta Techniek kiest nu 36 procent van de eerstejaars voor een techniekstudie; bijna een verdubbeling, vergeleken met dertig jaar geleden.
Nu kijken of we het nog kunnen, dingen maken. Om te beginnen meer ruimte bij de universiteiten.
Michael Persson is correspondent in New York voor de Volkskrant.