De afgelopen decennia zijn Europese universiteiten uitgegroeid tot actieve centra voor innovatie. Uit nieuw onderzoek van het European Patent Office (EPO) en het Fraunhofer Institute for Systems and Innovation Research blijkt dat universiteiten verantwoordelijk zijn voor ruim 10% van de patentaanvragen bij het EPO, een groei ten opzichte van zo’n 6% in 2000. Hoewel dit laat zien dat academische instellingen een belangrijke bijdrage leveren aan technologische vooruitgang, bestaat er een breed scala aan benaderingen als het gaat om eigendom en commercialisatie van patenten.
De studie onderscheidt directe en indirecte academische patenten. Bij directe patenten wordt de aanvraag ingediend door de universiteit zelf of hun knowledge transfer office (KTO), terwijl indirecte patenten vaak in naam van de onderzoekers of externe partijen worden aangevraagd. Het aandeel van deze directe academische patenten is gestegen van 20% in 2000 naar 45% in 2019. De verschillen in nationale regelgeving rond intellectueel eigendom leiden echter tot uiteenlopende strategieën voor de commercialisatie van uitvindingen. Dit heeft ook gevolgen voor de keuzes van partners bij het op de markt brengen van innovaties uit de universitaire laboratoria.
Enkele universiteiten en landen domineren patentlandschap
De meeste academische patenten komen van een klein aantal actieve universiteiten, waaronder prominente namen zoals de University of Grenoble Alpes, de Technische Universiteit van München, en de Universiteit van Oxford. In grote Europese landen met sterke industriële sectoren, zoals Duitsland en Frankrijk, zijn universiteiten aanzienlijk vertegenwoordigd in patentaanvragen. Opmerkelijk is dat landen met minder patentaanvragen relatief hogere percentages academische patenten registreren, een trend die wijst op een verschuiving in het gebruik van intellectueel eigendom door universiteiten in kleinere economieën.
Het onderzoek benadrukt dat academische innovatie vaak gebaseerd is op samenwerking, bijvoorbeeld tussen universiteiten en publieke onderzoeksorganisaties (PRO’s). Frankrijk laat bijvoorbeeld zien dat nationale onderzoeksinstituten vaak medeaanspraak maken op patenten. De grensoverschrijdende samenwerking blijft echter beperkt, wat wijst op de fragmentatie van het Europese innovatielandschap. Dit gebrek aan cohesie bemoeilijkt een echt functionerende interne markt voor onderzoek en technologie in Europa.
Voormalig ECB-president Mario Draghi stelt in zijn recente rapport over de Europese concurrentiepositie dat het ontbreken van goed verbonden innovatieclusters een grote belemmering vormt. Initiatieven zoals het Europese ‘Unitary Patent’ kunnen mogelijk bijdragen aan een meer geïntegreerde benadering, waarbij wetenschap en industrie samenwerken en wetenschappelijke startups beter ondersteund worden.