Nieuws

TNO waarschuwt: Nederland moet 14,9 miljard extra investeren in R&D om innovatief te blijven

© iStock

Als Nederland zijn innovatiekracht wil behouden, is nú het moment om bij te schakelen. Dat is de duidelijke boodschap van een nieuw rapport van TNO Vector, dat in opdracht van het ministerie van Economische Zaken in kaart bracht hoe ons land ervoor staat op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (R&D). De conclusie liegt er niet om: zonder stevig ingrijpen loopt Nederland de komende jaren verder achter op de Europese norm van 3 procent van het bbp aan R&D-uitgaven. Het gat? Maar liefst 14,9 miljard euro aan extra overheidsmiddelen tot 2030.

De Europese Unie streeft er al jaren naar dat elk land minstens 3 procent van zijn bruto binnenlands product investeert in R&D. Niet alleen om economisch concurrerend te blijven, maar ook om complexe maatschappelijke uitdagingen aan te kunnen pakken – denk aan klimaatverandering, digitalisering, gezondheidszorg en veiligheid. Maar in Nederland staat die ambitie onder druk.

In 2023 bedroeg de totale Nederlandse R&D-intensiteit 2,23 procent van het bbp. En als het huidige beleid niet verandert, zakt dat cijfer richting 2 procent in 2030, zo becijferde TNO. Een harde waarschuwing, want in de innovatieve topregio’s van Europa – zoals Duitsland, Denemarken en België – is de 3-procentnorm allang realiteit.

© TNO Vector. Ontwikkeling Nederlandse R&D intensiteit tot 2030

Waarom 3%? Omdat het werkt

Volgens TNO-onderzoekers Jasper van Kempen en Hettie Boonman is de 3-procentnorm geen willekeurig gekozen doel. “We weten uit talloze studies dat elke euro die je als overheid in R&D stopt, leidt tot extra private investeringen. Het werkt als een hefboom. R&D zorgt voor nieuwe bedrijvigheid, voor banen, en op termijn voor extra belastinginkomsten.”

In economische termen: R&D kent een zogenaamd multipliereffect. En dat effect is fors. Uit hun regressieanalyse blijkt dat elke procentpunt extra publieke R&D-financiering leidt tot een toename van 0,8 tot 0,9 procentpunt aan private financiering. En omgekeerd werkt het ook: bezuinigen op R&D door de overheid heeft een domino-effect op de investeringen van bedrijven.

Een goed voorbeeld is het schrappen van het Nationaal Groeifonds. Dit fonds, bedoeld voor investeringen in de kenniseconomie, was een belangrijke motor voor innovatie in Nederland. Maar sinds het kabinet het mes zette in dit budget, dalen ook de private R&D-uitgaven. Boonman: “Publieke financiering vervangt private investeringen niet, maar lokt ze juist uit. Minder overheidssteun betekent simpelweg ook minder innovatie vanuit het bedrijfsleven.”

Waar moet het geld vandaan komen?

Om het groeiende gat met de Europese norm te dichten, berekende TNO dat de overheid tussen 2026 en 2030 jaarlijks miljarden extra moet uittrekken. In totaal gaat het om 14,9 miljard euro aan directe publieke financiering. Daarbovenop is nog eens 34,5 miljard euro aan extra private R&D-financiering nodig. Het is belangrijk om te beseffen dat Nederland momenteel zo’n 70 procent van zijn R&D-uitgaven uit het bedrijfsleven haalt. De overheid draagt maar ongeveer een derde bij. In landen die wél de 3 procent halen, zoals Denemarken en Duitsland, is die balans anders – en dat maakt een wereld van verschil.

Wat doen onze buurlanden beter?

Nederland is goed in het opzetten van tijdelijke innovatieprogramma’s, zoals Beethoven voor de hightechsector in Brainport Eindhoven. Maar het ontbreekt aan continuïteit. Waar in Nederland het beleid per kabinetsperiode wisselt, investeren andere landen structureel in R&D.

België hanteert al jaren een stabiele fiscale stimulans voor bedrijven die investeren in onderzoek. Duitsland maakt langjarige afspraken tussen de federale en regionale overheden. En Denemarken kiest al sinds 2010 voor een helder uitgangspunt: ieder jaar gaat er minstens 1 procent van het bbp naar publieke R&D-investeringen. Het gevolg? Veel meer zekerheid voor bedrijven, en dus meer private investeringen.

Consistentie als sleutel tot succes

TNO benadrukt dat het niet alleen om meer geld gaat, maar ook om voorspelbaar beleid. “Innovatie floreert bij duidelijkheid en langetermijnplanning”, aldus Van Kempen. “Als je elk kabinet weer van koers verandert, durven bedrijven geen grote R&D-investeringen aan.”

Een consistent innovatiebeleid maakt het ook makkelijker om samen met bedrijven risico’s te nemen en nieuwe technologieën op te schalen. En daar is het nu precies om te doen: Nederland wil koploper zijn op het gebied van kunstmatige intelligentie, energietransitie, duurzame landbouw en hightech maakindustrie. Maar zonder stabiele financiering dreigt het land zijn internationale voorsprong te verliezen.

Tijd voor een koerswijziging

Volgens TNO is het mogelijk om de achterstand in te lopen – mits er nú keuzes worden gemaakt. “Als een nieuw kabinet bereid is om 14,9 miljard extra te investeren in R&D, dan levert dat niet alleen economische groei op, maar ook meer weerbaarheid tegen maatschappelijke crises en een versterkte positie in de mondiale concurrentiestrijd,” zegt Boonman.

En het geld is er, stelt ze. Het is een kwestie van prioriteit. Als Nederland zijn innovatieve kracht serieus neemt, dan hoort R&D bovenaan de politieke agenda.

Onderwerp: Innovatie

Meer relevante berichten

Nieuwsbrief
Relevante berichten