Peter Baeten
Voor het eerst in elf jaar staat Arcadis weer op nummer 1 in de Top 50 Ingenieursbureaus, die TW ieder jaar publiceert. Het Amsterdamse ingenieursbureau neemt die plaats over van Fugro, dat een decennium lang het grootste bureau van Nederland was.
De omzet van Arcadis steeg over 2014 met ongeveer 5 %. Fugro zag de omzet minder stijgen (2 %) dan Arcadis. Het bureau uit Leidschendam boekte verder een zeer fors verlies over 2014. Dit werd vooral veroorzaakt door de drastische daling van de olieprijs in het afgelopen jaar.
Gert Kroon, algemeen directeur van Arcadis, relativeert het belang van de eerste plaats in de Top 50: ‘Het is natuurlijk mooi om het grootste ingenieursbureau van Nederland te zijn. Maar wij vinden het vooral belangrijk dat onze klanten tevreden zijn. Dat staat voor ons op de eerste plaats.’
Voor de rest zijn de veranderingen in de lijst beperkt. Snelste stijger is Aveco de Bondt. Het bedrijf uit Rijssen steeg drie plaatsen, van 19 naar 16, en boekte een omzetstijging van 43 %. Dit heeft deels te maken met de overname van Surface Cracks, een technisch adviesbureau voor de wegenbouw. Het bedrijf geeft advies, doet onderzoek en verricht metingen op het gebied van wegoppervlakte-eigenschappen (draagkracht, onderhoud, beheer, milieu, stroefheid, vlakheid, textuur en geluid).
De andere belangrijke conclusie uit de Top 50 is dat er nog steeds geen echt herstel optreedt in deze branche. Voor het zesde achtereenvolgende jaar stagneert de gemiddelde omzet van de vijftig grootste bureaus. Werd er over 2013 gemiddeld een omzetdaling van 1 % genoteerd, over 2014 blijkt de ‘groei’ 0 % te bedragen. Ondanks de verbeterde economische omstandigheden, lijkt de weg naar boven dus nog niet echt ingezet voor de Nederlandse ingenieursbureaus.
Directeur Paul Oortwijn van branche-organisatie NLingenieurs kan het beeld dat uit de Top 50 naar voren komt, bevestigen. ‘In het eerste kwartaal van dit jaar zien we onder onze leden al wel een verbetering en een klein beetje groei. De meeste bedrijven verwachten gelijk te blijven maar ongeveer een kwart verwacht een stijging van de omzet.’
‘Het is ook wel logisch dat het even duurt voordat we het herstel echt in de cijfers zien doorbreken’, vervolgt Oortwijn. ‘Veel werk is immers nog aangegaan in slechtere marktomstandigheden en dus voor lagere prijzen. Voordat het herstel zichtbaar wordt, duurt dat dus wel een half jaartje.’
Oortwijn ziet geen fundamentele obstakels op weg naar het langverwachte structurele herstel. ‘Een factor die tijdelijk nog wel wat roet in het eten kan gooien, is dat de verlaging van het btw-tarief in de bouwsector binnenkort ophoudt. Dat betekent ook dat er veel werk nog even naar voren is gehaald en dat we dus in de bouwsector een dipje voor de rest van het jaar kunnen verwachten. Hoewel lang niet al onze leden in de bouwsector zitten, zijn er toch veel gedeeltelijk afhankelijk van. Ik verwacht daarom in de tweede helft van 2015 nog wel een terugslag(je) in de omzet.’
‘Hoe dan ook, is het herstel nog steeds fragiel. Op termijn vinden we de weg naar boven wel weer. Maar de tijden van vóór de crisis van 2008 komen voorlopig niet meer terug.’
De bedrijfsresultaten van de bureaus in de lijst zijn in veruit de meeste gevallen positief. Slechts drie bedrijven melden een verlies over 2014. Het positieve nieuws voor de ingenieursbureaus is dit jaar verder dat de behaalde marge (het bedrijfsresultaat gedeeld door de omzet) gemiddeld licht stijgt. In de Top50 komen we op een gemiddelde behaalde marge van 5,2 %, tegen 4,5 % in de editie van vorig jaar.
Ook deze trend kan Oortwijn bevestigen vanuit NLingenieurs. ‘We zien dat er niet meer alleen voor het volume gegaan wordt, maar wat meer voor onderscheidend vermogen. Er wordt dus meer op kwaliteit gelet. En dat vertaalt zich in de marge, die wij inderdaad ook een beetje zien stijgen.’
Verder constateert de directeur van NLingenieurs dat er geen zorgenkindjes zijn in de sector, los even van de eerder genoemde (mogelijke) tijdelijke dip in de bouw. ‘Zowel in de industrie, als in de water- en energiesector gaat het goed. In de infrastructuur zien we bovendien een licht herstel van de lokale markten, met name bij de gemeentes.’
Actuele kansen voor de ingenieursbranche ziet Oortwijn bijvoorbeeld in de Nationale Wetenschapsagenda. ‘De overheid heeft daarin iedereen opgeroepen om met onderzoeksopgaves voor de wetenschap te komen die een oplossing kunnen betekenen voor concrete maatschappelijke problemen. De vragen die nu zijn ingediend, liggen voor een belangrijk deel tussen de wetenschap en het bedrijfsleven in. En dat is precies de plek waar de ingenieursbureaus zich bevinden. Wij zouden dus voor een deel van de antwoorden kunnen gaan zorgen. Ik hoop dat we hiermee de onderzoeksagenda van onze sector kunnen versterken.’