Nieuws
0

1994: Uit de hand lopen ‘hoeft niet’

Benno Boeters

Wat is er terechtgekomen van de ideeën en innovaties van 22 jaar geleden? In het derde deel van 1000x TW een rekenmodel dat fraude in de bouw tegen zou gaan, jaren voordat de Bouwfraude aan de orde was.

Ook in het tijdperk vóór de Bouwfraude (die in 2001 aan het licht kwam dankzij klokkenluider Ad Bos) was het beheersen van kosten van bouwprojecten een groot probleem voor opdrachtgevers. ‘Grote civiele projecten zijn vaak 30 tot 40 % duurder dan begroot’, stelde TW-redacteur Marjolein Roggen in september 1994 vast. Een design&construct-contract (waarbij ontwerp en uitvoering de verantwoordelijkheid van de aannemer zijn) hielp daar weinig aan. De net op dat onderwerp gepromoveerde Hennes de Ridder (die een jaar later prof. integraal ontwerpen aan de TUD zou worden) dacht dat hij met een relatiematrix van 7 aspecten veranderingen in de uitvoeringsfase qua kosten beheersbaar kon houden.

Dat is toen niet gelukt en de bouw en de opdrachtgevers krijgen er nog steeds hoofdpijn van. Opdrachtnemers – aannemers -strak in het gareel krijgen middels design&construct&build&finance&maintain-contracten werkt ook niet. Juridische nasleep over meerkosten kost wéér meer geld. Wel is de sector, met grote opdrachtgever Rijkswaterstaat, er anno 2016 aan toe het heel anders te gaan doen. Samenwerken volgens de Marktvisie is nu het adagium. Hoe dat uitpakt… de tijd zal het leren.

 

21 september 1994

Marjolein Roggen

Een simpele wiskundige truc maakt civiele projecten beter beheersbaar voor de opdrachtgever.

Grote civiele projecten zijn vaak 30 tot 40 % duurder dan begroot. Volgens dr.ir. H.A.J. de Ridder, projectingenieur bij de Hollandse Beton- en Waterbouw in Gouda, wordt deze situatie niet beter door het in vele opzichten aantrekkelijke design&construct-contract, omdat dit geen ruimte laat voor tussentijdse aanpassing.

Een aannemer moet voldoen aan een programma van eisen voor een vastgesteld bedrag. Doet zich iets onverwachts voor, bijna onvermijdelijk bij een groot project, dan zoekt de aannemer zelf een (duurdere) oplossing of schuift het probleem voor zich uit. De opdrachtgever van zijn kant kan met een design&construct-contract niet ingrijpen. Gevolg is dat het project uiteindelijk veel duurder wordt omdat het probleem hetzij met een ellenlange zoektocht hetzij met suboptimale lapmiddelen wordt opgelost.

De Ridder is onlangs aan de TU Delft gepromoveerd op een eenvoudige wiskundige methode die naar zijn zeggen de kostenoverschrijdingen aanzienlijk reduceert. Hij heeft een relatiematrix van zeven aspecten opgesteld, waarmee de invloed van verandering van één aspect op de totale prestatie kan worden bepaald. Wijzigingen in de prestatie zijn evenredig met de kosten. De zeven aspecten (sterkte, stabiliteit, geometrie, gewicht, capaciteit, stijfheid en onderhoud) zijn onderling gerelateerd en kwantificeerbaar. Op deze wijze is het mogelijk voor een opdrachtgever onderwijl zijn eisen bij te stellen.

De Ridder heeft zijn methode gesimuleerd met situaties uit drie projecten waarbij hij betrokken is geweest: de Oosterscheldewerken, de beschermmuur rond het Ekofiskplatform en de Stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg.

 Meer artikelen uit de beginjaren van TW – spraakmakend, grappig of inmiddels opvallend ingehaald door de tijd – verschijnen tot eind 2016 in een dossier over 1000x TW, aangevuld met een korte duiding die het nieuws van toen in een moderne context plaatst.

Onderwerp:
BedrijfsvoeringBeleidBouwCiviele Techniek

Meer relevante berichten

Nieuwsbrief
Relevante berichten