Gerald Schut
Je moet een hart van steen hebben om niet te gaan meevoelen met de bewoners van het Drentse dorpje Meenen bij het zien van de veelbesproken 2Doc documentaire Tegenwind – Het verdriet van de Veenkoloniën van regisseur Kees Vlaanderen. Ze voelen zich onder aanvoering van twee Jannen (Nieboer en Hendriks) belazerd door projectontwikkelaars en bestuurders die een windpark van 25 turbines van 200 m hoog doorduwen, ondanks lokale tegenstand.
Op basis van de Crisis- en Hestelwet kan dat zonder inspraak van burgers, horen we. Het is ontluisterend om een ambtenaar kafkaësk te horen vertellen: ‘Laat ik het heel bot zeggen. De Rijkscoördinatieregeling is gekomen om dingen te kunnen doordrukken als er geen draagvlak is. Het feit dat er geen draagvlak is is eigenlijk het bewijs dat die regeling nodig is.’
De dronebeelden van het landschap zijn wonderschoon en de hoofdrolspelers zijn charismatisch, maar gaandeweg gaat het storen dat regisseur Vlaanderen nergens tegengas of duiding biedt. Klopt alles wat we horen? Vlaanderen plaatst het verzet weliswaar mooi in de context van feodale herenboeren die vroeger alles voor het zeggen hadden. En nu lopen hun nazaten binnen à een kleine miljoen euro per turbine op hun land, terwijl de rest er last van heeft. Maar we krijgen niet te horen hoe dreigbrieven aan ondernemers gezinnen zullen hebben getraumatiseerd. De werkelijkheid is helaas geen stripverhaal.