Gerald Schut
In de jaren ‘70 werd het persoonlijke politiek, zo luidde de gevleugelde uitspraak. Vijftig jaar, later In de jaren ’20 dreigt veel, zo niet alles, geopolitiek te worden. De versnipperde Europese lidstaten zitten klem tussen twee machtsblokken, de VS en China, die beiden proclameren dat wie niet voor hen is tegen hen is.
Europese bedrijven en overheden worden tot speelbal in escalerende conflicten tussen twee grootmachten op wereldschaal. De afgelopen weken houdt de stagnerende export-licentie voor de honderden miljoenen euro’s kostende EUV-machines (Extreme Ultraviolet Lithografie) van ASML naar China de gemoederen bezig. De ambassadeurs van zowel de VS als China mengden zich in het publieke debat en spraken dreigende taal aan het Nederlandse adres.
Hetzelfde probleem speelt bij de besluiten van Europese overheden over de aanleg van 5G door het Chinese Huawei. De Amerikaanse overheid boycot het bedrijf, dat claimt niet bloot te staan aan druk van de Chinese overheid al sinds 2011: het conflict ontstaat dus niet alleen maar door capriolen van de Amerikaanse president Trump.
Vorige week maakten de Nederlandse baggeraars Van Oord en HAL (de eigenaar van Boskalis) bekend dat ze samen met de eeuwige concurrent DEME uit België de Nederlandse scheepsbouwer IHC willen opkopen om te voorkomen dat specialistische kennis is Chinese handen valt. Opnieuw voeren geopolitieke overwegingen de boventoon.
Bedrijven in dezelfde sector staan sinds 20 januari bloot aan de sancties die de Amerikaanse overheid heeft ingesteld tegen bedrijven die meewerken aan de aanleg van de Nord Stream 2 gasleiding van Rusland naar Duitsland.
Steeds opnieuw worden losse Europese landen tegen elkaar uitgespeeld door blokken die wél verenigd zijn. In haar column in NRC Handelsblad haalt Caroline de Gruyter de Britse geograaf James Fairgrieve aan die honderd jaar geleden Oost- en Midden-Europa beschreef als de ‘crush zone’, de kreukelzone tussen Duitsland en Rusland. De Gruyter schrijft: ‘De VS, China, Rusland en Turkije zetten ons veel harder onder druk dan wij hen. We zijn hard op weg om, in Fairgrieve’s terminologie, de kreukelzone te worden waarin zij botsen.’
Daarom wordt samen optrekken, zeker nu de Britten de EU verlaten, extra belangrijk. Individueel zijn Europese landen geen partij voor de VS en China. Samen zijn we een volwaardige onderhandelingspartner. Technologie en industriepolitiek moeten daarom Europese aangelegenheden worden.
Nostalgie naar een geschiedenis die nooit terug zal komen is een valse raadgever in een wereld vol nieuwe bedreigingen. Denk bijvoorbeeld aan de oefeningen die Rusland doet met het afkoppelen van het internet. Wat doen we als Poetin straks straffeloos rookbommen het wereldwijde web opgooit en wij niets terug kunnen doen? Het wordt steeds duidelijker dat Europa zijn eigen broek moet kunnen ophouden. Samenwerken is moeilijk. Maar voortmodderen in de huidige halve Alleingang; dat gaat pas echt zwaar worden.