Mischa Brendel
Onderzoekers hebben een belangrijke stap gezet op de weg om kernfusie energie te laten leveren.
De wetenschappers van het Amerikaanse Lawrence Livermore National Laboratory (LLNL) wisten in de National Ignition Facility meer energie uit de fusiebrandstof, een mix van de waterstofisotopen deuterium en tritium, te halen dan tot nu toe was gelukt.
Om de deuterium- en tritiumkernen te laten fuseren tot heliumkernen, vuurden de onderzoekers 192 lasers met een piekvermogen van 500 biljoen watt af op een 1 cm grote cilinder van goud, die hierdoor enkele miljoenen graden warm wordt. Hierdoor zendt de cilinder röntgenstraling uit, die vervolgens gericht wordt op een zeer klein plastic bolletje waarin zich de waterstofisotopen bevinden. Door de sterkte compressie die hierdoor optreedt, vindt er kernfusie plaats. Hierbij komt energie vrij die in theorie een kettingreactie teweegbrengt. De lasers geven echter nog onvoldoende energie af aan de brandstof om deze kettingreactie ook daadwerkelijk op gang te brengen, maar de hoeveelheid energie die de lasers wisten af te geven was wel een stuk hoger dan de onderzoekers eerder wisten te bereiken, waarmee er een belangrijke stap richting een daadwerkelijke zichzelf in stand houdende kernfusiereactie is gezet.