Thomas van de Sandt
Hoewel het nog niet zeker is of ze daadwerkelijk gebruikt gaan worden, verscheept het Nederlandse Koseq nu de eerste olieveegarmen naar de Verenigde Staten. ‘Als ze direct onze hulp hadden ingeroepen, was een ramp op deze schaal zeker niet nodig geweest.’
Al sinds het begin van de olieramp in de Golf van Mexico staat Koseq uit Puttershoek, Europa’s grootste leverancier van veegarmen voor het opruimen van olie, te trappelen om zijn materiaal aan de Verenigde Staten te leveren. Nu, een maand later, is de eerste bestelling binnen. En die is van een particulier Amerikaans bedrijf, TNT, dat nog geen order van BP of de Amerikaanse overheid heeft om daadwerkelijk met de Nederlandse veegarmen olie op te gaan ruimen.
Het voorbeeld van Koseq is tekenend voor de manier waarop de Verenigde Staten en de Britse oliemaatschappij in de bestrijding van de olieramp te werk gaan. Hoewel de olievlek zich in rap tempo verspreidt en al op verschillende plaatsen de Amerikaanse kust heeft bereikt, aarzelt de Amerikaanse regering buitenlandse hulp in te roepen. Ook BP, verantwoordelijk voor het olielek, durft uit angst voor torenhoge rekeningen geen dergelijk initiatief te nemen, terwijl Europa wat betreft expertise en materiaal een flinke voorsprong heeft op de Verenigde Staten.
Sinds de ramp met de Prestige voor de Spaanse kust heeft de Europese Unie de European Maritime Safety Agency (EMSA) opgezet, die overal langs de Europese kust materiaal heeft gestald om bij een eventuele olieramp snel de olie van het wateroppervlak te kunnen halen. EMSA staat nu ook klaar om in de Golf van Mexico in te grijpen, maar tot op heden is bij de Europese Commissie geen verzoek ingediend.
Ook het Nederlandse baggerbedrijf Van Oord en kennisinstituut Deltares hebben bij het US Army Corps of Engineers een plan ingediend om te voorkomen dat de olievlek de Amerikaanse kust bereikt. Zij willen zandduinen en een zanddijk opwerpen om de olie bij de kust weg te houden. Aangezien de aanleg van een dergelijke dijk van tientallen kilometers lang nog zeker een aantal maanden zou kosten, lijkt het voor het uitvoeren van dit plan sowieso al te laat.
De veegarmen van Koseq kunnen wel al direct een grote impact hebben, zegt directeur Gert Kampers, die ook de veegarmen ontwierp. ‘Als ze direct onze hulp hadden ingeroepen, was een ramp op deze schaal zeker niet nodig geweest. Een schip met onze veegarmen kan 240 kuub olie per uur uit het water halen. Als we er direct bij waren geweest, hadden we het met vier schepen onder controle kunnen houden. Omdat de olievlek zich nu al zover verspreid heeft, heb je inmiddels waarschijnlijk zo’n twintig schepen nodig die weten wat ze doen.’
Kampers is op zijn zachtst gezegd niet onder de indruk van de manier waarop de Amerikanen nu de olie bestrijden. ‘Dat is echt een lachertje. De drijvers die ze gebruiken houden niks tegen, zeker niet op open zee, waar je te maken hebt met wind en soms hele hoge golven. En dan die 568 vissersschepen die ze gebruiken om alles op te ruimen, die moeten het nog doen op de manier van de Batavieren; met een schepnetje.’
De chemicaliën die BP gebruikt om het soortelijk gewicht van de olie te verlagen, werkt volgens Kampers zelfs averechts. ‘Je houdt de olie er alleen mee onder het oppervlak, maar daar is toch ook zeeleven, of niet? Bovendien spoelt het allemaal alsnog op de kust aan.’