Mark van der Heijden
R&D Eindhoven is toonaangevend in Europa als het gaat om octrooiaanvragen op het gebied Industry 4.0. Als geheel blijven de EU-landen echter nog ver achter op de VS, Japan, China en Zuid-Korea. Daar bevinden zich ’s werelds toonaangevende mondiale innovatiecentra.
Dat blijkt uit een gezamenlijk rapport van de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Octrooibureau (EOB). Zij onderzochten de innovatie bij kleine bedrijven op het gebied big data, het Internet of Things, 5G-netwerken en kunstmatige intelligentie; onderwerpen die vaak worden aangeduid met de term Vierde Industriële Revolutie (4IR) of Industry 4.0.
Eindhoven scoort vooral goed als het gaat om kunstmatige intelligentie, gezondheidszorg en landbouw. Meer specifiek nemen in Nederland vooral Philips en Signify het overgrote deel van octrooiaanvragen op het gebied van Industry 4.0 voor hun rekening. Philips is goed voor 65% van de Nederlandse aanvragen, Signify 7%. Ook is de TU Eindhoven het meest toonaangevende onderzoeksinstituut in 4IR-technologieën.
De dominantie van deze grote bedrijven heeft een keerzijde. Het aantal octrooiaanvragen door mkb-bedrijven is Nederland relatief klein; rond de 6%, vergeleken met circa 12,5% voor de hele EU.
Nederland telt 164 kleine bedrijven die een octrooi hebben aangevraagd op het gebied van 4IR-technologie, goed voor een achtste plaats in Europa. Het Verenigd Koninkrijk (950 mkb-bedrijven met een octrooiaanvraag), Duitsland (570) en Frankrijk (400) lopen ver voor op andere Europese landen. Italië staat in deze ranglijst al met 273 mkb-bedrijven op plek 4.
De 27 EU-landen namen tussen 2010 en 2018 samen ongeveer 15% van de octrooiaanvragen op het gebied van Industry 4.0 voor hun rekening. De meeste innovaties vinden echter plaats in de VS, Japan, China en Zuid-Korea.
In de VS zijn bijvoorbeeld 6.517 octrooien voor slimme verbonden objecten aangevraagd, in Europa is dat met 2.634 minder dan de helft daarvan. Ook is het aandeel van mkb-bedrijven in de octrooiaanvragen in de VS veel groter, zij zijn verantwoordelijk voor liefst 16% van de aanvragen.
Toegang tot financiering en gebrek aan getalenteerd personeel zijn de grootste drempels om tot meer innovaties en daarna octrooien te komen. Driekwart van de MKB-bedrijven die 4IR-technologieën ontwikkelen in de EU en de VS is die mening toegedaan.
Deze bedrijven hebben een bovengemiddeld grote investeringsbehoefte, omdat ze te maken hebben met hoge ontwikkelkosten en voldoende tijd nodig hebben om hun innovaties op de markt te brengen. 80% van deze bedrijven in Europa heeft minder dan 50 medewerkers in dienst. Daar weer de helft van (42%) bestaat minder dan tien jaar. Zij zijn vaak actief in gezondheidszorg, transportsector, schone energietechnologie en data-analyse.
Een octrooi is voor 49% van de mkb-bedrijven belangrijk voor het verkrijgen van financiering. Andersom geeft 80% van de mkb-bedrijven die 4IR-technologieën ontwikkelen aan dat hun investeerders bescherming van het intellectueel eigendom belangrijk vinden. Dit geldt zowel voor Amerikaanse als Europese ondernemingen.
De kleinere Europese bedrijven die zich met 4IR bezighouden zien voornamelijk de EU en de VS als primaire groeimarkten. Van deze bedrijven noemt 57% Europa als belangrijkste groeimarkt en beschouwt 24% de VS als hun toekomstige primaire markt. Amerikaanse bedrijven kijken eerst naar hun eigen afzetgebied. Slechts 10% ziet Europa als een toekomstige primaire markt.
De EIB en het EOB hebben nog enkele adviezen voor beleidsmakers de innovatie van 4IR in Europa te stimuleren. Zo zouden specifieke subsidies en andere maatregelen vroegtijdig moeten worden ingezet om start-ups snel van de grond te krijgen. In latere stadia moeten grotere financieringsrondes voor deze ondernemingen beschikbaar moeten komen.
De marktfragmentatie in de EU en de toegang tot toptalent zou verbeterd moeten worden. De Europese Investeringsbank en het Europees Octrooibureau vinden daarom samenwerking op het gebied van intellectuele eigendomsrechten, zoals de invoering van een eenheidsoctrooisysteem voor de EU, een goede ontwikkeling. Verder vinden zij bevordering van digitale vaardigheden en educatie in hoger- en beroepsonderwijs op langer termijn wenselijk.