Erwin Boutsma
Elektrisch rijden in Nederland is nog lang niet door de valley of death. Kamp moet daarom nog jaren de portemonnee trekken, betoogt Erwin Boutsma.
Een noodkreet kun je het gerust noemen: de stelling van onder meer de ANWB en enkele tu’s en bedrijven dat elektrisch rijden in Nederland piepend en krakend tot stilstand dreigt te komen. We laten onze internationaal leidende positie uit handen vallen, aldus Maarten van Biezen van Natuur & Milieu.
Dit vanwege de beslissing van minister Kamp van EZ om geen aanschafsubsidies op nieuwe én tweedehands elektrische auto’s te verstrekken. Kamp zet in op stimulering door middel van Europese regelgeving en een betere laadinfrastructuur, schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Hij laat Ecofys uitrekenen hoe de laadinfrastructuur eruit moeten zien om tussen 2020 en 2035 elektrisch rijden te blijven stimuleren.
Het is een halve maatregel van Kamp. De laadinfrastructuur en de elektrische auto kun je natuurlijk niet los van elkaar zien. Het is een vreemde manoeuvre om de één te subsidiëren en de ander aan de markt over te laten. Elektrisch rijden zit immers nog in de valley of death van productontwikkeling: het gat tussen ingrijpende innovatie en aarzelende marktintroductie enerzijds, en brede acceptatie en commercialisering anderzijds. Er is altijd geld nodig om dat gat te overbruggen, anders eindigt de ontwikkeling nog voordat die op gang gekomen is.
We moeten niet vergeten dat elektrisch rijden iets is wat van hogerhand is opgelegd aan de markt. Consumenten zaten niet te wachten op een dure auto met minder bagageruimte en een kleinere actieradius. Slechts met subsidies zijn klanten overgehaald een onzeker avontuur met een inferieur voertuig aan te gaan. Dat wordt weerspiegeld in de verkoopcijfers: slechts 11.402 elektrische voertuigen telt Nederland nu, op 449.000 verkochte voertuigen en een wagenpark van 9,7 miljoen (cijfers uit 2015). Volgens Duits onderzoek heeft 80 % van de – gemiddeld hoogopgeleide en rijke – eigenaren van een elektrische auto ook nog een tweede, conventioneel aangedreven exemplaar.
De geraamde extra bezitkosten voor een elektrische auto (tot € 8.000 volgens het Planbureau voor de Leefomgeving) is één aspect, het beperkte gebruiksgemak is een tweede. Alleen het dichten van het financiële gat zal kopers dus niet massaal naar de elektrische auto trekken, daarvoor zijn ook betere accu’s nodig. Kamp weet dit ongetwijfeld ook en ziet dat zijn subsidies nu vooral de rijke early adopters over de streep hebben getrokken. Kamps zak geld komt daarmee niet terecht bij de groep die daar het meeste behoefte aan heeft – Jan Modaal – en niet in de situatie waar de meeste winst te halen valt: de kilometervretende leaserijder.
Ik begrijp daarom Kamps worsteling. Komt die technologische sprong op accugebied om elektrisch rijden door de valley of death te trekken er over een paar jaar alsnog, of is er nog vele jaren subsidie nodig? Het eerste is een gok, het tweede weinig aanlokkelijk voor een politicus.
Maar het eerste kan niet zonder het tweede, zoveel is wel duidelijk. Om elektrisch rijden in Nederland een succes te laten zijn, zal Kamp politiek lef moeten tonen en voorlopig door moeten gaan met subsidiëren. Een halve oplossing, zoals nu voorgesteld, werkt niet.