Gerald Schut
Hij heeft over bijna alles een mening en doorgaans is die cijfermatig onderbouwd. Henri Bontenbal is sinds 1 juni namens het CDA de meeste recente binnenkomer in de Tweede Kamer als tijdelijke vervanger van Pieter Omtzigt. Voor het niveau van het debat is het te hopen dat natuurkundige en energie-expert Bontenbal nog lang op het Binnenhof mag verblijven.
Volgens Bontenbal is het juist in het energiedebat belangrijk om drijfveren en inspiratiebronnen te benoemen, opdat partijen met open vizier uit hun dogmatische schuttersputjes kunnen komen en samen zoeken naar oplossingen in plaats van louter beurtelings opties af te wijzen. Daarvoor is de omvang van de energietransitie te groot. Bontenbal vertelt over de inzichten die hij heeft opgedaan in de twee maanden tussen de verkiezingsuitslag en zijn parlementaire debuut.
‘Heel veel discussies in de energietransitie worden op basis van gevoel, onderbuik en frames gevoerd. Dat is voor mij als bèta een reden geweest om de politiek in te gaan. Want de omvang van de opgave is gigantisch en dat wordt vaak veel te simplistisch voorgesteld. Er wordt gedaan alsof je in één keer de sprong naar volledige perfectie kunt maken, terwijl je in de praktijk allerlei tussenstappen nodig hebt om bijvoorbeeld markten te ontwikkelen. Veel mensen hebben geen gevoel voor de omvang van de transitie. Waterstof lost niet alle wereldproblemen op, net zomin als kernenergie overigens. Ik zie best veel polarisatie in het debat. Allerlei opties worden uitgesloten, maar als je gaat rekenen is dat simpelweg onverantwoord. Die luxe hebben we gewoon niet.’
‘Iets anders: grote bedrijven liggen in de publieke opinie vaak op hun rug. Ze zijn vaak erg schuw om de burger te laten zien welke plannen ze allemaal ontwikkelen. Je hoeft maar een kwartiertje over zo’n raffinaderij te lopen en je ziet de enorme complexiteit van dat soort parken en beseft dat je dat niet zomaar even hebt omgeturnd. Daar zullen we de komende tijd afhankelijk van blijven. Tegelijk hebben die bedrijven vaak al plannen om dingen echt anders te gaan doen. Tien jaar geleden zaten bedrijven echt anders in de film. Dat is mijn gevoel tenminste. Ik werk nu 13 jaar in de energiesector. Destijds waren er inderdaad meer gladde praatjes en achter de schermen werd er meer tegengestribbeld om onder bepaalde maatregelen uit te komen. Ik heb nu een heel ander beeld. Als ik bij die bedrijven langs ga, zie ik dat ze de plannen hebben om echt aan de slag te gaan, maar een overheid missen om hen in staat te stellen dat te doen. Ik tref nu een heel ander bedrijfsleven dan tien jaar geleden. Je ziet dat de publieke opinie nog heel erg bezig is met dat beeld van tien jaar geleden, terwijl ik echt iets heel anders zie.’
‘Gek genoeg gaat dat natuurlijk vanzelf gebeuren. We zitten nu op 12% duurzame energie dus we hebben nog 88% te gaan als we alles hernieuwbaar willen invullen. We hebben nog een lange weg te gaan. Je ziet nu al overal discussies over zonne- en windparken. Je ziet weerstand rond de Regionale Energie Strategieën (RES) waar gemeenten werken. De ruimtelijke impact wordt steeds duidelijker. Je hebt een zonneladder die voorstelt om eerst alle daken vol te leggen en dan pas weides.’
‘Ik mis in onze aanpak eigenlijk twee dingen. Ten eerste doen wij veel te weinig systeemstudies, die richting geven aan de totale ontwikkeling van het energiesysteem. Mijn gevoel is, dat we erg in de mist aan het varen zijn. We maken wel scenariostudies, waarbij de uithoeken van het speelveld verkend worden, zoals de Integrale Infrastructuurverkenning 2030-2050 (II 3050) van de netbeheerders, maar dat zijn geen optimalisatiestudies. Dus we hebben nog steeds te weinig idee van waar het energiesysteem zich naar toe zou moeten ontwikkelen.’
‘Er zijn wel een paar systeemstudies gedaan, maar daarin wordt ruimtebeslag nauwelijks meegenomen. De vraag is: is het inpasbaar? In II 3050 wordt gelukkig wel een poging gedaan om meer te kijken naar ruimtelijke impact. Dat is een goede ontwikkeling, maar een nog veel mooier voorbeeld is het onderzoek van Jesse Jenkins (nu Princeton, voorheen MIT) in de VS, dat echt heel goed laat zien hoeveel ruimtebeslag verschillende keuzes in je energiesysteem vergen. Dat soort studies mis ik voor Nederland, want we zijn uiteindelijk een klein landje en we willen ook nog 1 miljoen woningen bouwen en we willen ook nog recreëren. En misschien moet de landbouw ook nog wel extensiever worden. Heel veel toepassingen doen een beroep op onze kleine beperkte ruimte. De ruimtelijke impact van de energietransitie in Nederland zou ook wel eens een reden kunnen zijn om bijvoorbeeld toch weer eens naar kernenergie te gaan kijken.
‘Een onderbelicht aspect is onze exclusieve focus op CO2-reductie. Minister Wiebes was bekend om zijn tonnenjacht en zijn doel om zo goedkoop mogelijk CO2-reductie te realiseren. Daar is natuurlijk iets voor te zeggen. Maar het verdienvermogen van Nederland is een ander verschrikkelijk belangrijk doel. En als je beide wilt doen, dan kan je soms wel eens gaan kiezen voor een technologie die niet het meest kostenefficiënt is, maar die, als je ook wat breder kijkt naar maatschappelijke baten, toch doelmatiger is. Laten we iets breder kijken naar de kansen voor Nederland in de energietransitie.’
‘Zeker, geopolitiek en de nieuwe afhankelijkheden die je creëert komen weinig in het debat naar voren. De vraag hoe afhankelijk je wilt zijn van andere landen hangt daarmee samen. Nu halen we ook al het grootste deel van onze energie in de vorm van olie, kolen en gas uit het buitenland. De import van aardgas neemt ook alleen maar toe met de verlaging van de productie in Groningen. Sommige mensen lijken te denken dat we alles zelf in Nederland moeten opwekken. Is dat nodig en willen we dat wel? Is het niet voldoende als je pak ’m beet de helft zelf duurzaam opwekt en rest importeert en welke afhankelijkheid creëer je daarmee? Die discussie moeten we natuurlijk ook voeren.’
‘In het verleden was de bouw van kolen- én gascentrales natuurlijk een vorm van diversificatie. Met waterstof moet je daar ook weer over gaan nadenken. Gelukkig zal er straks waarschijnlijk op heel veel plekken waterstof geproduceerd worden en zal je hopelijk niet van één schurkenstaat afhankelijk zijn. Ook als je met kernenergie aan de slag gaat, zal je moeten nadenken over de vraag uit welke landen uranium komt. Datzelfde geldt voor allerlei zeldzame aardmetalen die gebruikt worden in duurzame technologie. Ik vind dat we veel meer aandacht zouden moeten hebben voor de geopolitieke kant van de energietransitie. Je ziet die kwesties regelmatig opdoemen. Een paar weken geleden ging het over de productie van zonnepanelen waarbij Oeigoeren betrokken waren. Maar dat soort vragen kun je stellen over heel veel dingen. Ook over de spijkerbroek die ik nu aanheb. Aan alle technologie die we vastpakken zitten ethische vraagstukken vast.’
‘Zijn boek is natuurlijk op punten achterhaald. Maar zijn methode is nog steeds relevant. Hij laat zien, dat je echt alles op alles moet zetten als je een volledig duurzame energievoorziening wilt realiseren. Dat je dan een enorme ruimte nodig hebt. Hij slaat het gewoon zo mooi plat. Je kunt heel veel praten over de energietransitie, maar uiteindelijk moet het ook gewoon rond rekenen.’
‘Wat jullie enkele jaren geleden in het Technisch Weekblad hebben gedaan met een serie artikelen over hoe Nederland op louter hernieuwbare energie kan draaien en welke uitruilkeuzes daarin zitten is eigenlijk een exercitie à la David MacKay. En dat is wel echt heel nuttig. Niemand weet hoe de energievoorziening in 2050 eruit zal zien. Maar alleen al denken in ordes van grootte levert enorm belangrijke inzichten op.’
‘Dat vind ik echt heel verschillend. Die aandeelhoudersroute vind ik heel interessant en bijzonder. Er zijn naast Follow This ook steeds meer andere aandeelhoudersinitiatieven om druk op bedrijven te zetten om te vergroenen. Dat juich ik van harte toe.’
‘Tijdens mijn carrière in de energie ben ik wel wat van mening veranderd over kernenergie. Ik ben nooit echt fel anti geweest, maar ik ben er de afgelopen jaren enthousiaster over geworden, doordat ik me erin verdiept heb. Ik zie hoopvolle ontwikkelingen, zoals met Small Modular Reactor (SMRs). Ik heb ook meer oog gekregen voor het belang van verdienvermogen. Dat je dus meerdimensionaal naar je energiebeleid moet kijken. En ik ben optimistischer over grote bedrijven geworden. Ik zie daar beweging, ik zie hun plannen en begrijp beter hoe complex het is. Ik ben bijvoorbeeld gaan beseffen dat het uitspelen van grote tegen kleine bedrijven echt nonsens is.’
‘Als je over de Botlek loopt, dan zie je hoe alles met alles samenhangt. Ook fysiek, al die leidingen die naar de buren lopen. Het is één groot verknoopt ecosysteem. Daar zitten heel grote jongens tussen, maar ook heel veel kleine bedrijven. Zo’n groot bedrijf heeft bijvoorbeeld een bepaald type rubber dopjes nodig van een bedrijf uit Krimpen, dat als enige in de wereld in staat is om die te maken. Je kan niet zomaar één puzzelstukje uit de puzzel halen. Ik zie het steeds minder als groot tegen klein en veel meer als een groot ecosysteem, waarin je elkaar op allerlei manieren nodig hebt.’
TW sprak Henri Bontenbal een week voor zijn maiden speech. Die is hierboven te zien.