Nieuws
0

Hoe PFAS de bouw- en baggersector verlamde

Arno van 't Hoog

Milieunormen voor PFAS (fluorverbindingen) legden in de zomer grondverzet en baggerprojecten praktisch stil. Inmiddels is de norm voor sommige toepassingen versoepeld, maar moet elke kuub grond nog steeds worden getest.

In de zomer lagen veel bagger- en graafprojecten stil normen door nieuwe, tijdelijke normen voor hergebruik van grond en bagger met PFAS-vervuiling, en. Deze poly- en perfluoralkylstoffen vind je in oppervlaktewater, bodem en mensenbloed, in hoeveelheden van nanogrammen tot soms microgrammen per kilo. Er zijn de voorbije jaren steeds meer bewijzen voor toxische effecten verzameld; de overheid nam daarom maatregelen om verdere verspreiding van enkele tientallen PFAS-verbindingen, waaronder PFOS, PFOA en GenX-stoffen, tegen te gaan.

De zogenoemde 3,7,3,3-norm is nu van kracht. Grond die hergebruikt wordt bij wonen en industrie mag per kilogram maximaal 3 μg PFOS, 7 μg PFOA, 3 μg GenX en 3 μg overige PFAS (per individuele stof) bevatten. Voor hergebruik in landbouw en natuur of contact met grondwater ligt de grens over de hele linie stukken lager: 0,1 μg/kg. Vooral die norm raakte de bouw- en baggerwereld. Zo werd het populaire storten van bagger in diepe zandwinplassen daar­door vrijwel onmogelijk. Eind november werd na meer onderzoek de norm verruimd naar  0,8 µg per kilo kg grond voor PFOA en 0,9 µg per kilo voor PFOS voor hergebruik in natuur- en landbouwgebied, en storten onder grondwaterniveau. In drinkwaterwingebieden blijft de 0,1 µg van kracht.

Dat baggerwerkzaamheden op grote schaal stil kwamen te liggen komt niet doordat Nederlandse aanpak per definitie te streng is, stelt John van Tol, senior adviseur bij Tauw, dat onder meer gemeentes, bedrijven, baggeraars en waterschappen adviseert. Van Tol: ‘Het toxicologische verhaal over risico’s voor mens en ecologie achter de normen is door het RIVM (Neder­landse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, red) goed onderbouwd. Wat vooral ontbreekt is een goed beeld van de achtergrondwaarden van PFAS in Nederland, en inzicht in de verspreidingsrisico’s. Net als bij zware metalen of PCB’s bepalen achtergrondwaarden en verspreiding of je grond of bagger in een regio mag hergebruiken.’

‘Waar kunnen wij de rekening heensturen?’

De lage waarde van 0,1 microgram per kilogram werd gekozen omdat er weinig zicht is op PFAS-achtergrondwaarden in het milieu. Nu die kennis er wel is kan de norm omhoog. Van Tol: ‘Je wilt vooruitlopend op de definitieve normering de bodemkwaliteit in kwetsbare gebieden niet verslechteren, waardoor je straks wellicht deze vervuiling weer moet opruimen. Voorkomen is dan beter dan genezen.’ Over het gedrag in de bodem bestaan nog veel onduidelijkheden, aldus Van Tol: ‘De chemie van PFAS is complex en deze stoffen gedragen zich anders dan we gewend zijn van organische verontreinigingen. PCB’s en dioxinen binden voorspelbaar aan organisch materiaal, terwijl PFAS mobieler zijn.’

PFAS-vervuiling raakt ook beheerders van stortplaatsen, die ernstig vervuilde grond aannemen, bijvoorbeeld van een voormalig blusoefenterrein. PFAS gaan namelijk aan de wandel en komen terecht in doorsijpelend regenwater, dat vuilstorten moeten opvangen, zuiveren en lozen.

‘Wij weten sinds een paar jaar dat er perfluoroctaansulfonaat zit in water dat we onder de stortplaats aan het Noordzeekanaal opvangen’, zegt Heijo Scharff van Afvalzorg, een bedrijf dat enkele grote vuilstortplaatsen beheert. Afvalzorg monitort de PFAS-vervuiling, al is nog geen officiële norm vastgesteld. Scharff: ‘Wij accepteren op dit moment nog PFAS houdende grond, want we verwachten dat dat geen grote gevolgen heeft voor de lozing op het Noordzeekanaal.’

Volgens Scharff durven veel grondbanken en stortplaatsen dat voorlopig niet aan, omdat ze de risico’s niet kunnen overzien. De lijst met zorgwekkende stoffen zoals PFAS blijft namelijk groeien. ‘Afval en grond die in het verleden is gestort, kan zo na jaren voor onverwachte problemen gaan zorgen’, zegt Scharff. ‘Het kan betekenen dat een stortplaats in de toekomst het afvalwater extra moet zuiveren om aan nieuwe lozingsnormen te voldoen. Waar kunnen wij de rekening heensturen voor de waterzuivering die hoort bij dat materiaal? PFAS worden al decennia gebruikt. Een redelijke redenering zou zijn: de maatschappij heeft toegestaan dat PFAS werden geproduceerd. Iedereen heeft geprofiteerd van Goretex-jassen, Tefalpannen, vuilafstotende coatings en papier, dus dan moet de maatschappij ook de financiële consequenties daarvan dragen.’

Omdat PFAS-achtige stoffen in veel consumentenproducten zitten, reizen ze met ons afvalwater via de rioolwaterzuivering naar het oppervlaktewater, richting de Nederlandse drinkwaterbedrijven, die vaak Maas- en Rijnwater innemen.

‘Drinkwater is een relevante bron van bloot­stelling’, zegt hoogleraar environmental ecology Annemarie van Wezel, werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Toch ligt de blootstelling lager dan de grens waarbij risico’s ontstaan (voor PFOA is de richtwaarde 87,5 ng/l, voor GenX 150 ng/l, red). Afgaande op de beschikbare informatie is er dus geen reden tot zorg. Maar mensen willen die stoffen niet in het drinkwater, en dat zet druk op het systeem om met oplossingen te komen.’

Bij de bekendste verbindingen, PFOS en PFOA, is al ingegrepen met een verbod, vertelt Van Wezel, maar er zijn andere probleemstoffen voor in de plaats gekomen, zoals fluorverbindingen uit het GenX-proces van Chemours. ‘Die vervanging is wat we in de toxicologie een regrettable substitution noemen’, aldus Van Wezel.

Vervan­ging van PFOS en PFOA doet ook de diversiteit groeien. Zo zijn er naar schat­ting nog minstens vierduizend verwante fluorverbindingen in omloop, waarvan nog maar een deel in beeld is gebracht. Som­mige zijn nieuwe generaties met een kortere fluorstaart, of een andere hydrofobe kop.

Van Wezel startte recent een EU-project waarin vijftien promovendi samenwerken aan diverse projecten die zich richten op verspreiding van PFAS via lucht en water, opname via de huid, effect op celmetabolisme en accumulatie in de voeding. ‘Wij gaan kijken met welke analytische methodes we deze stoffen goed kunnen aantonen. We willen ook beter begrijpen hoe ze zich gedragen in de watercyclus, het grondwater en de drinkwaterbereiding’, zegt Van Wezel. ‘Op die manier kunnen we straks verschillende stoffen en blootstellingsroutes beter in kaart brengen, en beter begrijpen wat we ertegen kunnen doen, bijvoorbeeld via behandeling met nieuwe absorberende materialen of membranen, of door nieuwe stoffen slimmer te ontwerpen.’

Er is welbeschouwd één manier om perfluor- en polyfluorverbindingen (PFAS) de wereld uit te helpen, en dat is via een verbrandingsoven bij meer dan duizend graden. Gefluoreerde koolwaterstoffen zoals perfluoroctaanzuur (PFOA) en perfluoroctaansulfonaat (PFOS) kunnen namelijk tegen een stootje. Fluorkoolstofverbindingen zitten tenslotte ook in blusschuim voor verschroeiende oliebranden.

PFAS hebben nog veel meer handige eigenschappen, bijvoorbeeld in antiaanbakpannen, cosmetica, autopolish, en vuilafstotend papier, tapijt en textiel. Het probleem is echter hun fenomenale persistentie. De band tussen koolstof en fluor is zo sterk dat zonlicht, hitte, chemicaliën en microben ze nauwelijks kunnen verbreken. PFAS verspreiden zich bovendien makkelijk in het milieu, ook via de lucht, en ze zijn lastig af te vangen in de rioolwaterzuivering.

Hun ongrijpbaarheid danken PFAS aan de combinatie van een hydrofobe staart van vier tot tien gefluoreerde koolstofatomen met een hydrofiel deel, in de vorm van een sulfonzuur, carbonzuur, of sulfonamide. Zulke samengestelde moleculen gedragen zich als oppervlakte-actieve stoffen.

Het oppervlakte-actieve karakter van PFAS heeft ook effect op de analyses, weet John van Tol van ingenieursbureau Tauw. ‘PFAS hechten na verloop van tijd aan glas, waardoor wij kunststof monsterpotten moeten gebruiken. Anders kun je een forse onderschatting van de daadwerkelijke concentratie krijgen.’

Analyses worden gedaan met HPLC-MS-MS. Omdat die methode erg gevoelig is en de rapportagegrens laag ligt – nanogrammen per liter water – is zorgvuldige monstername en – bewerking in het lab onontbeerlijk. Van Tol: ‘Het is een uitdaging om een representatief en betrouwbaar meetresultaat te krijgen. We laten regelmatig duplo-analyses uitvoeren, en dan zien we soms opvallende variaties in resultaat. Dat kan samenhangen met verschillende procedures in laboratoria, of heterogeniteit in grond- en baggermonsters.’

Onderwerp:
BouwChemieCiviele TechniekMateriaalkunde

Meer relevante berichten

Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.

Nieuwsbrief

Relevante berichten
×