Gerald Schut
In Nederland zijn de eerste 27 ‘proeftuinen’ voor aardgasvrije wijken aan het puzzelen op de vraag hoe de woningen in die wijken zonder aardgas op temperatuur gaan blijven. Vorige week stuurde Raymond Knops (CDA, sinds november minister van BZK) een voortgangsrapportage naar Tweede Kamer over de leerervaringen in deze 27 wijken. De ‘Rapportage Reflectieve Monitor 2019’ is een dun rapportje, maar vormt aardige lectuur. Zo opent het rapport met de constatering: ‘de uitwerking van de aanpak (techniek, businesscase) en de participatie met bewoners en gebouweigenaren is veel intensiever dan gedacht en kost veel tijd en inzet menskracht.’
Enkele alinea’s verderop krult een glimlach rond de lippen van de lezer bij de zinnen ‘Veel gemeenten vinden de term proeftuin niet gelukkig en gebruiken deze niet in de communicatie. Alternatief is bijvoorbeeld ‘eerste aardgasvrije wijk’ of ‘voorbeeldwijk’.’ Een belangrijk ander punt is dat bewoners vaak niet begrijpen waarom de wijk nu zo nodig van het aardgas af moet. Een ander probleem is dat bewoners op de korte termijn te hoge verwachtingen hebben van waterstof en biomassa, terwijl de leveringszekerheid van restwarmte op de langere termijn op de tocht staat. Knops benadrukt dat doel is dat Nederland in 2050 aardgasvrij is en dat dat doel stap voor stap gerealiseerd moet worden.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) presenteerde in dezelfde week de ‘Startanalyse Aardgasvrije Buurten’: een rekenmodule waarmee gemeenten in grote lijnen verschillende aardgasvrije scenario’s kunnen doorrekenen. Daarin legt het de volgens de Routekaart Groen Gas (onder penvoering van CE Delft) beschikbare 10 à 12 miljard m3 groen gas naast de behoeften voor de gebouwde omgeving in twee scenario’s waarin moleculen een rol blijven spelen in de gebouwde omgeving: hernieuwbaar gas met een hybride warmtepomp (S4) en hernieuwbaar gas met een hr-ketel (S5). Volgens de Routekaart Groen gas is er van de 10 à 12 miljard m3 groen gas over enkele decennia 2 miljard m3 gas voor de gebouwde omgeving. De rest gaat naar industrie, vrachtverkeer en personenvervoer. Van die resterende 2 miljard m3 groen gras is er 0,5 miljard m3 nodig voor hulpketels op koude momenten voor warmtenetten. Dan is er nog 1,5 miljard m3 over, terwijl er 3,2 miljard m3 nodig is om sommige wijken te voorzien van S4 en S5 en daarmee overal de verwarmingsstrategie met de laagste nationale kosten te kunnen aanleggen. Dat betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden: sommige wijken moeten dan toch maar gasvrij worden, terwijl dat niet de goedkoopste optie is. Maar let op, het gaat hier over Nederland in 2050. In 2030 is er naar verwachting nog geen 2 miljard m3 groen gas in totaal beschikbaar, terwijl de productie van groen gas per vermeden ton CO2 tot die tijd relatief duur is (van € 158 voor vergisting van rioolslib tot € 514 voor vergassing van biomassa) en zonder subsidie niet van de grond zal komen. Misschien moeten we de proeftuinen op de korte termijn vooral blijven zien voor wat ze zijn: leerervaringen die niet op korte termijn in heel Nederland als blauwdrukken hoeven worden uitgerold.