Jan Spoelstra
Wanneer Max Verstappen aanstaande zondag met zijn nieuwe bolide (RB15) – voorzien van een nieuwe Honda krachtbron – in Melbourne (Australië) hopelijk voor de overwinning gaat strijden, doet die twee uur zendtijd nauwelijks recht aan de enorme hoeveelheid hoogtechnologisch werk die de afgelopen winter aan de RB15 heeft plaatsgevonden. Naar verluidt hebben de technici van Red Bull Racing in Engeland en Honda in Japan in ploegendiensten gewerkt. Continu motoren, accu’s en elektromotoren op de testbank zetten en data verzamelen in Japan, twaalf uur later data analyseren aan de andere kant van de wereld en de rest van de auto daar op aanpassen. Het is ongekend hoe een racetalent zoveel technici weet te mobiliseren om zoveel mogelijk pk’s en efficiëntie uit de laatste stand van de technologie te peuteren; fascinerend om te volgen.
Maar waarvoor eigenlijk? Zo vragen sceptici zich af. Niet alleen wordt er per F1-bolide veel brandstof doorheen gejaagd, het enorme F1-circus vliegt de hele wereld rond en mobiliseert fans die dikwijls met ronkende motoren in files staan op weg naar de circuits. Zandvoort is nu in de race om in 2020 de Grand Prix van Nederland te organiseren. Moeten we dat willen? Hoe gaat ons dat helpen tegen de achtergrond van de klimaatdiscussie?
Ja, dat moeten we willen. Het argument dat de autosport een broedplaats van technologie is die in de loop van de jaren zijn weg vindt naar voor iedereen bruikbare toepassingen is bekend. Denk aan de direct shift gearbox, het gebruik van aluminium in een motorblok of het toenemende gebruik van nieuwe lichtgewicht materialen als koolstofvezel (leuk weetje: de eerste achteruitkijkspiegel stamt uit een raceauto begin vorige eeuw, om de concurrentie in de gaten te kunnen houden). Per auto mogen teams nu drie motoren per jaar gebruiken; in het verleden draaide er tijdens drie kwalificatierondjes een motor in de soep zonder dat hier een gridstraf als consequentie tegenover stond. Bovendien moeten teams uitvogelen hoe ze aanstaande zondag 300 km moeten afleggen met 105 l brandstof aan boord. Wanneer draai je de gaskraan volledig open, en wanneer spaar je brandstof? Op welke plaatsen in een rondje zet je de 4 MJ aan elektrische energie die je per rondje uit het remmen en de na-ijlende turbo mag regenereren in? Dat zijn boeiende optimalisatievraagstukken.
Niemand kan ontkennen dat expertise over het terugwinnen van energie uit het remmen, hoe je een bepaalde hoeveelheid brandstof zo efficiënt mogelijk kunt inzetten en hoe je batterijen en elektromotoren zo optimaal mogelijk laat presteren geen thema’s zijn waar we de komende dertig jaar mee bezig zijn. Laat die technologie maar doordruppelen naar de echte wereld. Laat het Formula One Management maar regelgeving doorvoeren die efficiënt omgaan met materialen blijft stimuleren. Laat die F1 ook maar eens een paar jaar naar Nederland komen met een mooie multinational als hoofdsponsor, die dat bovendien combineert met onderzoeksprogramma´s naar duurzame mobiliteit.