Hilde de Laat
Het onderzoeksvliegtuig M55 Geophysica vloog de afgelopen maand vanuit Kathmandu (Nepal) naar een hoogte van 20 km om het Aziatische moessonsysteem te bestuderen.
De vluchten waren onderdeel van het vierjarige Europese onderzoeksproject StratoClim.
Prof. Thomas Röckmann, onderzoeker bij het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek Utrecht (IMAU), ontwikkelde de sampler die luchtmonsters in de stratosfeer neemt. ‘De luchtdruk op deze hoogte is circa 55 millibar, zes keer lager dan op de Mount Everest. We moeten daarom de lucht met een factor 60 comprimeren tot een normale buitendruk. Met compressoren vullen we elke 5 minuten een stalen bol van 2 l inhoud. We verzamelen twintig luchtmonsters per vlucht.’ Deze monsters worden in het IMAU-lab in Nederland met een isotoopmassaspectrometer onderzocht op hun isotopensamenstelling. Zo wil Röckmann de verspreiding van broeikasgassen en van chemisch actieve stoffen meten.
Röckmann: ‘De Aziatische moesson is een anticycloon zo groot als China, waarvan het centrum vaak over noordelijk India en Nepal ligt. Een anticycloon is een soort lift waar lucht van het aardoppervlak naar een hoogte van 16 à 18 km wordt gepompt, in de stratosfeer. Ook de verontreinigende stoffen gaan mee, waardoor dit weersysteem invloed heeft op het klimaat. Vanuit de troposfeer gebeurt deze ‘injectie’ van lucht naar de stratosfeer op bepaalde plekken. Wij onderzoeken hier waar dat precies is en hoeveel van de lucht via het moessonsysteem geïnjecteerd wordt.’ De resultaten van het project moeten de huidige klimaatmodellen nauwkeuriger maken.