Armand van Wijck
- Brightlands Materials Center
- € 45 miljoen in 5 jaar
- Duurzame plastics
TNO en de Provincie Limburg lanceerden afgelopen maand het Brightlands Materials Center, een nieuw kenniscentrum voor onderzoek naar duurzame plastics op de Brightlands Chemelot Campus in Geleen. Gezamenlijk investeren alle deelnemende bedrijven en kennisinstellingen € 45 miljoen over een periode van vijf jaar.
De locatie lag volgens directeur Marnix van Gurp van het Brightlands Materials Center voor de hand. ‘We zitten hier duidelijk op een concentratiepunt.’ De TU/e is vlakbij, evenals Aken met vele instituten op het gebied van kunststofonderzoek en de RWTH met een grote werktuigbouwafdeling. Daarnaast zijn de universiteiten van Leuven, Luik en Maastricht binnen handbereik. ‘Het idee van het centrum is dan ook om academische kennis te betrekken in een industriële omgeving’, aldus Van Gurp. ‘Het is dus anders dan startups onderbrengen rondom een universiteitscampus. We hebben hier al een infrastructuur waar bedrijven snel kunnen groeien. Als we daar de kennis en het talent naartoe halen, ontstaat er een geweldig ecosysteem.’
Mede-directeur René Corbeij vult aan: ‘Wat Brainport is voor Eindhoven, is Brightlands voor Limburg. We hebben hier een duidelijk zwaartepunt rondom materialenontwikkeling en -verwerking.’ De komst van TNO op de campus en daarmee de opening van het centrum zal daarnaast voor meer werkgelegenheid zorgen. Het doel is om binnen vijf jaar 250 tot 400 extra arbeidsplaatsen te creëren. Dit sluit aan bij de intentie van de Provincie Limburg om de regionale economie te versterken.
Wat betreft het onderzoek draait alles binnen het centrum om de duurzaamheid van plastics. Van Gurp: ‘Het gaat om hoogwaardig onderzoek, toegepast op wat industrie en maatschappij nodig hebben op gebied van mobiliteit, energie, gezondheid en voeding. Ons doel is om tot doorbraken te komen in al onze onderzoeksprogramma’s.’
Een van die programma’s is 3d-printen voor de automotive- en biomedische industrie. Zestien promovendi en drie wetenschappers zullen daarbij werken aan het verhogen van de productiesnelheid en het verbeteren van de materiaaleigenschappen van geprinte onderdelen, waarbij vooral sterkte en tolerantie een grote uitdaging vormen. ‘Geprinte onderdelen onder de motorkap van een auto gaan nu bijvoorbeeld nog te snel stuk en biomedisch geprinte onderdelen zijn nog niet sterk genoeg om bijvoorbeeld een knie of rug te kunnen dragen’, aldus Corbeij. ‘Een tweede stap is om in één product meerdere materialen te kunnen verwerken.’
Een tweede belangrijk onderzoeksprogramma is het lichter maken van auto’s met behulp van thermoplastische composieten. Dit om de autofabrikanten tegemoet te komen die vanaf 2016 boetes krijgen voor overtollige CO2-emissies. ‘Er is een trend om steeds meer met thermoplastische composieten te gaan werken’, vertelt Van Gurp. ‘Het zijn composieten met een korte cyclustijd en ze zijn ook nog eens goed te recyclen. Dat maakt ze zowel vanuit economisch als duurzaam perspectief interessant.’ Maar ook hiervoor geldt dat de materiaaleigenschappen verbeterd moeten worden, want thermoplastische composieten zijn vrij kwetsbaar op het grensvlak met andere materialen. Van Gurp: ‘We zullen het materiaalgedrag rondom het grensvlak nader onderzoeken en proberen om de oorzaak van het faalgedrag te achterhalen.’
Iets dichter bij de maatschappij ligt het onderzoek naar plastic verpakkingen. Het centrum wil lichter en sterker verpakkingsmateriaal voor voedsel ontwikkelen, dat tegelijkertijd gemakkelijk te recyclen is. ‘We denken aan het ontwikkelen van meerlaagse folies, die na recycling verwerkt kunnen worden in nieuwe hoogwaardige toepassingen’, aldus Van Gurp.
En ook bij de opslag van energie spelen polymeren een belangrijke rol. Corbeij: ‘De verdere ontwikkeling van duurzame energie valt of staat bij slimme conversie- en opslagsystemen. Het gaat het centrum dan met name om thermochemische opslag: warmte opslaan in zouten met behulp van een polymeren omhulling.’ De zouten die dienen als opslagmedium mogen vanwege corrosiegevoeligheid niet blootgesteld zijn aan de omgeving. Een polymeren omhulling kan deze corrosiebescherming bieden, maar moet tegelijkertijd de opslag en transport van energie toestaan. Hiervoor moeten de juiste polymeren ontwikkeld worden.
Afsluitend meldt Van Gurp nog, dat het centrum momenteel bezig is om een subsidieaanvraag in te dienen bij het Brusselse fonds EFRO voor regionale ontwikkelingen. ‘Het gaat om het opzetten van proeftuinen op het gebied van recycling en thermoplastische composieten. Geïnteresseerde bedrijven uit het MKB kunnen daar nog steeds aan meedoen.’