Henk Klomp
Fabrikant Proterra in Greenville in de Verenigde Staten heeft een elektrische bus gebouwd die voor vervoersbedrijven goedkoper is dan een dieselbus. Investeerders waaronder GM steken dertig miljoen in Proterra om de productiecapaciteit van het bedrijf, dat tot nu toe tien bussen heeft gemaakt, te vergroten en tevens de prijs per bus te verlagen.
De aanschafprijs van de elektrische bus ligt nog meer dan een half miljoen euro boven die van een dieselbus. Toch heeft een vervoersbedrijf die investering na twaalf jaar terugverdiend. Per kilometer bedragen de brandstofkosten van een dieselbus meer dan een euro, terwijl die van de elektrische bus maar vijftien cent zijn.
De elektrische bus, die bijna volkomen uit composiet bestaat om te compenseren voor de duizenden kilo’s extra gewicht van de batterijen, heeft een actieradius van maar veertig kilometer. Hierdoor blijft het aantal benodigde batterijen beperkt. Deze batterijen bestaan uit lithiumtitanaat, een materiaal dat zich relatief snel laat opladen en ondanks dagelijks herhaaldelijk opladen toch meer dan acht jaar mee kan gaan.
Het bijladen is compleet in de dienstregeling ingepland. Proterra levert zelf oplaadstations die volautomatisch met een robotarm de batterijen inpluggen en de bus stilzetten op de juiste positie. Het opladen van de batterijen kan plaatsvinden bij het in- en uitstappen van passagiers aan het begin of eind van de buslijn.
Hoewel overheden in veel landen de aanschafkosten van niet vervuilende elektrische bussen bijna geheel financieren, blijven veel vervoersbedrijven toch nog huiverig om de overstap naar elektrisch rijden te maken.
