Gerald Schut
Op 22 april zette de gelauwerde regisseur Michael Moore ‘Planet of the Humans’ gratis op YouTube. Half mei is de door hem geproduceerde documentaire al ruim 7,5 miljoen maal bekeken en wordt op de filmplatforms IMDb en RottenTomatoes met een 7 min gewaardeerd. Dat is veel voor film die van fouten en bitter nihilisme aan elkaar hangt.
Het had geholpen als steeds in beeld was geweest wanneer fragmenten geschoten waren, want veel beelden zijn al tien jaar oud en inmiddels hebben zonnepanelen, elektrische auto’s en windmolens een snelle technische ontwikkeling doorgemaakt. Zonnepanelen hebben geen rendement van 8 % (toen overigens ook niet), maar van 15 à 20 %. En een veel gemaakte methodologisch fout bij de beoordeling van de milieu-impact van elektrische auto’s is rekenen met de stroommix van vandaag in plaats van het gemiddelde van de elektriciteitsbronnen van de komende 15 jaar. ‘Als je ziet hoe los de film omgaat met feiten, vraag ik me af of je dit kunt classificeren als een documentaire,’ merkt Leah Stokes op Vox op. Jasper Vis heeft op zijn blog een aantal in het oog springende fouten op een rij gezet.
Planet of the Humans legt een spanning binnen de milieubeweging bloot tussen natuurbeschermers en strijders tegen klimaatverandering. Moore en regisseur Jeff Gibbs horen duidelijk bij de natuurminners en hebben moeite met het grote ruimtebeslag van hernieuwbare energiebronnen vanwege hun lage energiedichtheid. Ze betreuren het als bossen moeten wijken voor wind- en zonneparken. Daar raken ze aan een reëel dilemma. Ook de systeemintegratie van wind en zon is een werkelijke uitdaging waarbij nog decennia lang achtervang van niet-hernieuwbare bronnen nodig zal zijn.
Maar ze schieten grandioos uit de bocht als ze mede-producent Ozzie Zehner (die overigens aan de Universiteit van Amsterdam is afgestudeerd en volgens de UvA-website in Amsterdam promotieonderzoek verricht) laten claimen dat je energetisch gezien beter fossiele brandstof direct kunt verbranden dan te gebruiken voor de fabricage van windmolens en zonnepanelen. In werkelijkheid levert een zonnepaneel gemiddeld 26 keer zoveel energie als nodig was voor fabricage en installatie en een windmolen 44 keer.
Hoewel de wereld nog voor 85 % afhankelijk is van olie, gas en kolen heeft in sommige delen van de milieubeweging een puritanisme rond fossiele energie de overhand gekregen. Daardoor kan alleen al de constatering dat bij de ontwikkeling van duurzame energie fossiele bronnen worden gebruikt voor fabricage en mijnbouw, genoeg zijn zon en wind in het verdomhoekje te plaatsen zonder te beseffen dat de CO2-uitstoot van zon en wind per kWh 20 tot 100 keer lager is dan van kolen. ‘Het is alsof je zegt dat omdat fruit suiker bevat, aardbeien eten niet gezonder is dan taart,’ schrijft milieuwetenschapper Dana Nuccitelli.
Letterlijk de enige milieu-oplossing die de film benoemt is het terugbrengen van de wereldbevolking. ‘Kunnen machines die gemaakt zijn door de industriële beschaving ons redden van de industriële beschaving,’ vraagt regisseur Gibbs retorisch en technofoob.
De film ontmaskert te gretige naïef-opportunistische milieuclaims, zoals die van een festival op zonnepanelen met verstopte dieselaggregaten. Met wat goede wil valt de slordige film zo op te vatten als een pleidooi om altijd feitelijk correct te zijn – juist voor mensen die de wereld beter willen maken.