Mischa Brendel
In 2015 gaven bedrijven, publieke instellingen en het hoger onderwijs meer uit aan r&d dan een jaar ervoor, aldus het CBS op basis van eigen onderzoek.
In 2015 gaven deze drie groepen in totaal samen meer dan € 13,6 miljard uit aan r&d, een stijging van 3 % ten opzichte van het jaar daarvoor. Bedrijven namen met r&d-uitgaven van € 7,5 miljard het leeuwendeel voor hun rekening; het hoger onderwijs volgt met bijna € 4,4 miljard. Op de laatste plek staan de publieke onderzoeksinstellingen met ruim € 1,6 miljard. De r&d-uitgaven waren goed voor circa 2 % van het bbp, net als voorgaande jaren.
De cijfers van het CBS wijken enigszins af van de cijfers over r&d-uitgaven die TW zelf elk jaar verzamelt (€ 7 miljard aan r&d-uitgaven); dat komt onder meer doordat het CBS alle bedrijven, publieke en hoger onderwijsinstellingen meeneemt in zijn onderzoek, terwijl TW zich hoofdzakelijk beperkt tot de technische sectoren.
Het CBS stelt dat de industriële sector verantwoordelijk is voor 57 % van de r&d-uitgaven en de dienstensector voor 37 %. De resterende 6 % valt in de categorie ‘overig’, waar het CBS sectoren als landbouw, delfstoffenwinning en bouwnijverheid onder schaart.
Gezien het aandeel van bedrijven in de r&d-uitgaven, komt het niet als verrassing dat het grootste deel van deze uitgaven naar toegepast onderzoek en experimentele ontwikkeling ging (90 %). De rest ging naar fundamenteel onderzoek. Aan dat laatste geven publieke onderzoeksinstellingen relatief veel meer uit, namelijk zo’n 25 % van hun onderzoeksgelden.
Technische en natuurwetenschappen zijn voor het bedrijfsleven de belangrijkste r&d-gebieden (bijna 80 % van de totale uitgaven); bij de publieke onderzoeksinstellingen is hun aandeel met 52 % aanzienlijk kleiner. Het hoger onderwijs is wat betreft r&d-onderzoek op het gebied van technische en natuurwetenschappen hekkensluiter met een aandeel van 34 % van zijn totale r&d-uitgaven.