Thomas van de Sandt
Nieuwe technieken moeten het voor politie en justitie mogelijk maken om zelfs jaren na dato een plaats delict virtueel opnieuw te bezoeken. Het Nederlands Forensisch Instituut werkt samen met bedrijven en onderzoeksinstituten om de crime scene te virtualiseren.
Een scenario: jaren nadat een moord is gepleegd, wordt dankzij een dna-match een nieuwe verdachte aangehouden. Hij verklaard inderdaad bij het slachtoffer binnen te zijn geweest en een kop koffie te hebben gedronken, maar al uren voor de moord te zijn vertrokken.
Â
Nu is het nog onmogelijk om zijn verklaring te controleren, maar in de toekomst is dat wellicht anders. Dan loopt de rechercheur met zijn head mounted display gewoon nog eens door de virtuele crime scene en ziet hij op de tafel een vers warmtespoor, waaruit blijkt dat de warme kop koffie ten tijde van de moord nog op tafel stond.
Â
Dergelijke scenario’s is wat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) met project CSI The Hague voor ogen heeft. Door digitalisering moet de recherche een plaats delict ook nadat deze is vrijgegeven nog kunnen onderzoeken. Ook een rechter of officier van justitie kan dankzij een virtuele verkenning voor zichzelf een veel beter beeld van de situatie krijgen.
Â
Het NFI werkt in het driejarig demonstratieproject samen met hightech-bedrijven en kennisinstituten als Philips, TNO, de TU Delft, het AMC, Capgemini, Thales, E-Semble, Chess, Eagle Vision en de Haagse Hogeschool. De gemeente Den Haag en het ministerie van Economische Zaken subsidiëren het project, dat in totaal zo’n vijf miljoen euro kost.
Â
‘Het onderzoek heeft twee pijlers’, vertelt Jurrien Bijhold, onderzoeksleider bij het NFI. ‘De eerste is onze trainingsfaciliteit, waar we rechercheurs in een digitale omgeving kunnen trainen hoe ze moeten handelen op een plaats delict. Als tweede testen we in hoeverre verschillende technieken uit bijvoorbeeld de medische wereld, de games en filmindustrie of defensie geschikt zijn voor forensisch onderzoek.’
Â
Het NFI wil camera’s en 3D-scanners gaan gebruiken om een soort virtuele reconstructie van de plaats delict te maken. Onderzoekers kunnen deze dan in het zogenaamde field lab bij het NFI op elk moment opnieuw bezoeken.
Â
Daarnaast gaat men tests doen met augmented reality. Dat wil zeggen dat de technisch rechercheurs een helm op krijgen met een display waarop extra informatie over de omgeving is te zien. ‘Zo kan een voorverkenner een virtueel politielint in deze omgeving plaatsen om aan te geven waar de rechercheurs nog niet mogen komen. Ook is het mogelijk de vindplaats van bijvoorbeeld biologisch bewijsmateriaal virtueel te markeren zonder iets aan de omgeving te veranderen’, zegt Andro Vos, projectleider van CSI The Hague bij NFI.
Â
Andere technieken binnen het project zijn meer gericht op het ontdekken van extra sporen. Zo heeft het NFI al geoefend met een warmtebeeldcamera die oorspronkelijk voor medische doeleinden is ontwikkeld op het AMC. ‘Nu kijken we of er ook op de plaats delict warmtesporen mee zijn te zien. Zo kun je bijvoorbeeld zien wanneer er met een lichaam is gesleept of wanneer een warm kopje op tafel heeft gestaan’, aldus Vos. Met een spectrale camera, die dankzij opnames bij verschillende golflengtes bloed en eiwitsporen zichtbaar moet kunnen maken, gaat het testen nog beginnen.
Â
‘Van groot belang bij de technieken die we onderzoeken is of ze ook in een rechtzaak zijn te gebruiken’, meldt Bijhold. ‘De techniek moet dus uitgebreid beproefd zijn in veldexperimenten en in de virtuele omgeving.’
Â