Armand van Wijck
Tijdens het jaarlijkse Technologiesymposium van het Centrum voor Ondergronds Bouwen (COB), op 26 november in Groenekan, werden opmerkelijke boortechnieken gepresenteerd.
‘Bouw in en met grond is risicovol, maar toch willen we meer, veiliger en goedkoper’, zo stelt prof. Johan Bosch van Rijkswaterstaat. ‘De participanten uit dit bouwnetwerk moeten ervaringen durven delen.’ Dit gebeurde op het symposium volop, met onder meer een presentatie van twee opmerkelijke ondergrondse bouwtechnieken.
Â
Het Japanse bouwbedrijf Obayashi ontwikkelde een nieuwe boormethode voor het aanleggen van fiets- en voetgangerstunnels: de Ultra Rapid Underpass (Urup). Hun tunnelboormachine graaft zich als een mol onder bestaande infrastructuur door, waarbij een start- en ontvangstkuip overbodig zijn. Bij aanvang van het graafwerk is slechts een afzetframe nodig om de boormachine onder de juiste hoek de grond in te krijgen.
Bouwbedrijf Van Hattum en Blankevoort introduceert in samenwerking met de TU Delft het concept aan de Nederlandse markt. Projectmanager ir. Sallo van der Woude: ‘Het gaat om een boormachine met een vierkante doorsnede die start vanaf maaiveld. In een kwestie van dagen ben je aan de andere kant.’ Urup graaft tunnels met een snelheid van tien tot vijftien meter per dag.
Van Hattum en Blankevoort hoopt met Urup te kunnen inspelen op de agenda van ProRail, die zo’n 2500 nieuwe spoorwegonderdoorgangen wil realiseren. Voor het zover is moet het concept nog wel geoptimaliseerd worden. De bouwkosten van de tunnelboormachine zijn momenteel nog te duur voor de Nederlandse markt. ‘Daarnaast is het nog een onbekende techniek in Nederland, dus het risicoprofiel zit ook in de prijs. Maar de innovatieve aspecten die erin zitten zoals een vierkante tunnel, geringe dekkingsgraad en het starten vanaf maaiveld, bieden aanknopingspunten’, aldus Van der Woude.
Â
Zeer complexe techniek
Enorme betonnen monopalen, tot wel vijfenzestig meter lang, zeven meter in doorsnee en 2200 ton zwaar; dat worden de funderingen voor toekomstige offshore windmolens. Ballast Nedam Offshore hoopt eind 2011 de eerste betonnen monopalen te gaan plaatsen voor de Nederlandse kust. Een noodzaak, zo stelt directeur Martin van Leeuwen, want ‘de windturbines worden steeds groter, met daardoor grotere krachtmomenten bovenin. Dat betekent dat er palen met grotere diameter nodig zijn.’ Beton heeft daarbij de voorkeur boven staal, omdat het financieel gunstiger is en omgevingsvriendelijker: ‘Het heien van stalen monopalen kan door trillingen behoorlijke overlast veroorzaken voor het zeeleven’, aldus Van Leeuwen.
Voor het installeren van de palen zal Ballast Nedam de verticale microtunnelingtechniek benutten die is ontworpen door Van Leeuwen Boringen. Het gaat om een zeer complexe techniek waarmee vorig jaar nog de fundering van Amsterdam Centraal werd vervangen om plek te maken voor de Noord-Zuidlijn. Toegepast op de offshore-windindustrie komt het er kort op neer dat een hefschip een betonnen buis verticaal op de zeebodem plaatst. Door het eigen gewicht van het zware beton zakt de buis al deels in de zeebodem. Bovenin de buis laat men een boorkop zakken die, wanneer de buis hierop stuit, de hardere ondergrond wegboort. Men gebruikt hierbij zeewater als boorvloeistof.
Â
Â
Hefschip HLV Svanen gaat een stalen monopaal draaien, waarna
het de zee inzakt. BN Offshore gaat dit schip ook gebruiken voor
de betonnen monopalen.