In de heldere zee bij de stad Dubrovnik in Kroatië, viste het zelfstandige SeaClear-robotsysteem afgelopen september voor het eerst een plastic flesje op van de bodem. Deze bescheiden, maar nobele actie was onderdeel van een test van het SeaClear-project dat een robotsysteem ontwikkelt om afval van de zeebodem op te ruimen. De TU Delft werkt met zeven andere partners aan dit afvalopruimsysteem.
De laatste jaren is vooral het drijvende oceaanplastic in het nieuws. Projecten zoals van de non-profitorganisatie The Ocean Cleanup proberen dit drijvende afval op te ruimen. Dat zijn mooie projecten, maar ruim 90% van de 26 tot 66 miljoen ton zwerfafval in zee, ligt op de bodem. Dit is niet alleen een smerig gezicht, het is ook een gevaar voor het zeeleven. En er is geen goede oplossing voor. Met name in toeristische gebieden zijn er duikers die een poging doet tot opruimen, maar dit is zwaar en mogelijk gevaarlijk werk.
Het robotsysteem van SeaClear moet een oplossing bieden. Het bestaat uit twee onderwaterrobots, een drone en een oppervlakteschip. De drone zoekt vanuit de lucht naar plekken waar drijvend afval zich verzamelt omdat daar mogelijk op de bodem ook meer ligt. De ene robot – die eruit ziet als een stevige rolkoffer – zoekt onderwater naar afval dat hij onderscheidt van vissen en planten dankzij beeldherkenning, getraind door kunstmatige intelligentie. Als hij afval vindt, stuur hij die informatie door naar de tweede robot die beschikt over een grijper om de troep op te ruimen. Voor de onderlinge communicatie en stroomvoorziening zitten beide robots met een honderd meter lange kabel vast aan het schip.
De komende tijd wordt het robotsysteem verder ontwikkeld. Zo zal het uitgerust worden om sonar om afval te kunnen vinden in troebel water. Een test hiermee zal over twee jaar plaatsvinden in de zanderige, modderige haven van Hamburg. Daarnaast wordt er gewerkt aan een grijper die meer dan de huidige 10 kg kan optillen, zodat hij bijvoorbeeld ook autobanden kan opruimen.