Armand van Wijck
Tot eind februari meet Nasa met een vliegtuigradar aan sneeuwstormen in Ontario (Canada), als voorbereiding op de GPM-missie (Global Precipitation Measurement), die vanaf 2014 wereldwijde sneeuw- en regenval vanuit de ruimte zal gaan meten.
Die GPM-missie zal bestaan uit een hoofdsatelliet die in verbinding staat met een groep van kleinere onderzoekssatellieten. De vloot levert straks om de drie uur wereldwijde neerslagdata.
Nasa gebruikt de resultaten van de voorbereidende meetcampagne in Canada om de meetmethode van de hoofdsatelliet te optimaliseren. Het meten van sneeuwval is namelijk niet gemakkelijk: de hoeveelheid lucht, water en valsnelheid verschillen sterk per sneeuwvlok.
De Canadese sneeuwstormen worden gemeten met de Airborne Precipitation Radar-2 (APR-2) van het Jet Propulsion Laboratory (JPL) van Nasa. Deze dual-frequency dopplerradar zendt twee radarpulsen uit op 13,4 en 35,6 GHz, een radarmethode om de grootte en vorm van een sneeuwvlok nauwkeuriger te kunnen bepalen. Onder andere aan de hand van de sneeuwvlokafmetingen en de intensiteit van de door de sneeuw naar de radar teruggekaatste radarpulsen kan men vervolgens de hoeveelheid water afleiden die zich in de neerslag bevindt. Vanaf tien kilometer hoogte maakt de APR-2 per iedere horizontaal afgelegde zeshonderd meter een volledige scan van de onderliggende neerslag met een verticale resolutie van 37 m. Hiermee simuleert de APR-2 de meetmethode waarmee de GPM-hoofdsatelliet zal werken vanaf 407 km hoogte.
In samenwerking met de Japanse Aerospace and Exploration Agency (JAXA) bouwt Nasa momenteel aan de satelliet in het Goddard Space Flight Center. Naast een dual-frequency dopplerradar krijgt de satelliet ook een microwave imager aan boord, die de atmosferische straling meet die de neerslag afgeeft.