Stedin
Stedin heeft zich de grote ambitie gesteld om vanaf 2030 klimaatneutraal te zijn.
Die ambitie vraagt om een grote omslag in de werk- en denkwijze van de netbeheerder, waarbij een circulaire bedrijfsvoering een steeds grotere rol gaat spelen.
Adviseur duurzaamheid Dirk Bijl de Vroe is medeverantwoordelijk voor het uitzetten van de duurzaamheidsstrategie van Stedin. Hij licht de filosofie van het bedrijf toe: ‘We gaan uit van het zogenaamde ‘One Planet Thinking‘. Dat betekent dat we ons heel bewust moeten zijn van de impact van onze eigen bedrijfsvoering op het klimaat en daarbij vaststellen waar precies de grootste impact zit.’
Met name het hergebruik of reductie van de grote hoeveelheid grondstoffen is een interessante pijler, omdat Stedin veel grondstoffen gebruikt voor de aanleg van kabels en leidingen. Stedin heeft daarom de wens om in 2030 naast klimaatneutraal ook circulair te zijn. Bijl de Vroe: ‘De discussie over duurzaamheid gaat vaak over CO2-reductie, maar de noodzaak om anders met grondstoffen om te gaan, blijft onderbelicht. Toch verbruiken we nu al een lange tijd meer grondstoffen dan de planeet kan regenereren. Op termijn gaat er schaarste ontstaan als we dit niet veranderen.’
Een van de pijlers van een circulaire economie is het hoogwaardig hergebruiken van grondstoffen. Als Stedin dit wil doorzetten zal het moeten gaan werken met producten waar zo veel mogelijk gerecycled materiaal in zit. ‘En dat is een van de uitdagingen waarvoor we nu staan, omdat wij ontzettend veel materialen gebruiken’, aldus Bijl de Vroe. ‘Onze kabels bevatten bijvoorbeeld veel aluminium, koper en plastic. Hetzelfde probleem geldt voor het pvc van de gasleidingen. Zoals het er nu voor staat hebben we nog maar weinig zicht op wat er recyclebaar is en wat er met de grondstoffen gaat gebeuren op het moment dat we onze kabels en leidingen moeten vervangen.’ Verder zijn er de technische uitdagingen. Stel een kabel bevat veel gerecycled materiaal, dan verlaagt dat de zuiverheid waardoor er een grotere weerstand ontstaat. Een grotere weerstand betekent meer stroomverlies dat gecompenseerd moet worden door extra stroom op te wekken, wat weer leidt tot een hogere CO2-uitstoot. Hoeveel gerecycled materiaal kan een kabel dan nog het beste bevatten? In de transitie naar een circulaire economie zal Stedin dergelijke afwegingen dus vaak moeten maken.
Daarnaast zijn er nog organisatorische en financiële aspecten die een transitie naar een circulaire economie niet gemakkelijk maken. ‘We moeten afspraken gaan maken met de gehele keten van leveranciers om te garanderen dat onze materialen ook circulair hergebruikt worden’, legt Bijl de Vroe uit. ‘Een product kan circulair ontworpen zijn, maar je bent nog altijd vrij om zelf te beslissen hoe je het gebruikt. Niemand hoeft je daar in principe op aan te spreken.’ Daarnaast is ons financiële systeem nu ingericht op lineaire economie: we maken producten, gebruiken die en gooien ze vervolgens weg. Maar op het moment dat we materialen niet kopen maar in een gebruiksmodel stappen, dan krijgen leverancier en gebruiker een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het product, bijvoorbeeld omdat de leverancier het na gebruik weer terugneemt. ‘Maar blijft de leverancier hierbij nog eigenaar van het product en moet hij de productiekosten voorfinancieren, dan drukt dit op de winstratio van de leverancier. Daarom is circulair produceren en aanbieden voor veel partijen nu nog niet haalbaar.’
Stedin ontwikkelt nu onder andere een grondstoffenpaspoort om eerst eens inzicht te krijgen in de eigen bedrijfsvoering: hoeveel procent van het ingekochte materiaal is gerecycled en recyclebaar, voor welke materialen is dit nog onbekend en hoe kunnen deze percentages bijvoorbeeld via de inkoopprocessen verhoogd worden? Samen met de leveranciers wordt het paspoort ingevuld, waardoor een overzicht ontstaat van de mate van circulariteit van een product. Door als eerste stap deze data te verzamelen, weet de netbeheerder straks wat het percentage ‘circulaire inkoop’ is. ‘Zo bleek in onze oude meters geen gerecycled materiaal te zitten’, aldus Bijl de Vroe. In nieuwe aanbestedingen zal Stedin hier nu wel op gaan letten. Voor bepaalde productgroepen zijn financiële modellen die duurzaamheidsprestaties belonen ook interessant, zoals koop-terugkoopmodellen. ‘Een leverancier garandeert dan dat hij zijn product terugkoopt aan het einde van de levensduur. Het dus in het voordeel van de leverancier om het product ook zo hoogwaardig mogelijk in elkaar te zetten. Daarnaast is de restwaarde van een goed onderhouden product hoger, waardoor de gebruiker er baat bij heeft om er voorzichtig mee om te gaan.’
In 2015 startte Stedin met het grootschalig uitrollen van slimme meters. Deze nieuwe generatie van digitale energiemeters helpt consumenten meer inzicht te geven in het energieverbruik om zo te kunnen besparen. Tot en met 2020 gaat Stedin bij al haar twee miljoen klanten langs om de oude energiemeter te vervangen voor een nieuwe slimme meter. Bijl de Vroe: ‘Wij beseften ons destijds dat voor die meters een enorme bulk elektronica en plastics nodig was. Het is een complex product met een grote footprint. We vroegen ons af of dat niet duurzamer kon en zijn toen een samenwerking gestart met Alliander en de leveranciers van de meter.’
De transparantie over de herkomst van de materialen was voor de leveranciers een complexe stap om te nemen, met name vanwege de elektronica. Behalve dat de herkomst van sommige materialen lastig te traceren was, liepen zij er ook tegenaan dat er veel schakels zijn in de productketen. Dat betekent meer partijen om afspraken mee te moeten maken. Desondanks zijn er volgens Bijl de Vroe zeer positieve resultaten geboekt. ‘Een van onze leveranciers heeft via de samenwerking een grondstoffenbesparing gehaald van 33 % van de plastics, 58 % van de benodigde metalen componenten en 50 % van het totale aantal benodigde componenten. Binnen het Nederlandse project zorgt dit in totaal voor 143 ton minder plastic, 15 ton minder koper en 38 ton minder staalgebruik. Alleen al de besparing op de plastics zorgt voor een CO2-uitstootreductie van 1.100 ton voor de komende vier jaar.’
Dit jaar nog start Stedin met een project waarbij materiaal van oude meters een hoogwaardige herbestemming krijgt. In veel gevallen zit in de oude meters nog bakeliet. In samenwerking met ProRail, Suez en Reprocover onderzoekt Stedin nu of ze het bakeliet kunnen verwerken tot kabelgoten en deksels die langs de spoorwegen van ProRail liggen. Zo krijgt een reststroom een veel hoogwaardigere herbestemming. Dit project is volgens Bijl de Vroe ook meer een trapsgewijs systeem dan een circulair systeem, wat in sommige gevallen beter zal zijn. ‘We hoeven de oude meters nu niet terug te rijden naar de fabrieken van de leveranciers in het buitenland. In plaats daarvan kijken we naar plekken die dichterbij zijn voor het hergebruik. Maar dit werkt voor ieder onderdeel of product weer anders. Het is altijd maatwerk. Dat maakt een circulaire bedrijfsvoering ook zo ontzettend interessant.’
Ook werken bij Stedin? Kijk op de website of er een spannende functie voor jou bij zit.