Gerald Schut
Chemicus Heleen de Coninck heeft inmiddels aan verschillende zware IPCC-rapporten meegeschreven. Ze was hoofdauteur van het invloedrijke IPCC-rapport SR1.5 over het verschil tussen een wereld met 2 graden temperatuurstijging en met 1,5 graad. Ook aan het nieuwe AR6 rapport, dat een volledig overzicht geeft van de huidige staat van de wetenschap, schrijft ze mee.
De Coninck is aimabel, bescheiden, en niet vies van een complexe puzzel. Toch schuwt ze uitgesproken meningen niet. Ze denkt na over de belangrijkste kwesties waar de wereld voor staat. Volgens de hoogleraar innovatie en klimaatverandering aan de TU/e is er veel meer mogelijk dan we denken als we een beetje buiten de standaardmodellen durven te denken. ‘Je moet goed nadenken over waar je in de keten prikkels introduceert.’
‘Ik ben nooit zo van de ranglijsten. Maar als ik moet kiezen is het toch de illusie dat techniek alles zal oplossen. In de reviews van het nieuwe boek van Bill Gates lees je weer van dat ongebreidelde technologie-optimisme. Maar techniek is slechts een deel van de oplossing. Met alleen technologie red je het niet. Technieken zitten altijd in een cultureel, sociaal, economisch, juridisch en beleidsmatig systeem. Bij een fundamentele verandering in het energiesysteem veranderen die ook mee. Of misschien moeten die zelfs eerst veranderen om de technologische verandering mogelijk te maken.’
‘We gaan bijvoorbeeld naar veel meer zon en wind. Dat betekent dat je de betrouwbaarheid van je energievoorziening anders moet regelen, dat je het elektriciteitsnet moet veranderen, en misschien de regels veranderen en de markt anders organiseren. Mensen gaan zich misschien ook meer bewust worden van wat energie is en hoe ze die gebruiken, zoals je ook ziet bij mensen die, zodra ze zonnepanelen op hun dak leggen hun elektriciteitsverbruik veel meer in de gaten gaan houden. Alles verandert mee. Dan zie je ook dat andere bedrijven machtig worden. Het verandert de politieke economie en daarmee ook de politiek. Er zitten zoveel doorwerkeffecten in zo’n socio-technisch systeem. Die ook zelfversterkend kunnen zijn. Daardoor kunnen veranderingen ineens veel sneller gaan dan je dacht. Innovatie en technologie zijn daar een onderdeel van.’
‘Jazeker. Met name aan de aanbodzijde van de elektriciteit zie je die systeemverandering ook echt beginnen. Daar zijn we nu aan het leren hoe dat doorwerkt en hoe je je aan moet passen. Terwijl we op het gebied van industrie, gebouwde omgeving en (in iets mindere mate) transport vooral vasthouden aan wat we al hadden. Dan zit de inertie van het systeem in de weg. Mensen als Frank Geels hebben dat socio-technische regimes genoemd. Die houden zichzelf in stand, want alles is erop ingericht. Voordat zoiets gaat schuiven moet je een soort activeringsbarrière over.’
‘Je moet wel goed bedenken hoe het IEA, die technologiescenario’s opstelt. Dit komt uit de Energy Technology Perspectives. Dat is een model van de technologiemix, die nodig is om een probleem op te lossen. In zo’n model spelen gedragsverandering, vraagvermindering en bijvoorbeeld verschuiving naar een circulaire economie een kleine rol. De industrie zit er vaak niet zo goed in. Het maakt bijvoorbeeld nogal uit als de vraag naar mobiliteit vermindert en er meer gefietst wordt dan autogereden. De inertie van het systeem zit dus ook in die modellen, die nauwelijks buiten de gebaande paden van ons huidige energiesysteem denken. De manier waarop we die modellen inrichten is daar onderdeel van. Die modellen kunnen twee dingen goed: optimaliseren op kosten en technologieën modelleren. Gedrag is veel moeilijker mondiaal te modelleren en is een ondergeschoven kindje. En de politiek al helemaal.’
‘Er zijn ook scenario’s waar uit komt dat het haalbaar is met technieken die al bestaan. Met Technology Readiness Level 4 heb je al laten zien dat het werkt, maar je hebt het nog niet opgeschaald en de kosten moeten nog fors naar beneden. Dat is iets anders dan kernfusie, waarvan je niet weet of het ooit gaat werken.’
‘Bedoel je levensstandaard of levensstijl? Absoluut nul, dus zonder CO2-verwijdering, geeft natuurlijk minder speelruimte. Ik weet niet wat daar allemaal in is meegenomen. Je kunt veel met gedragsverandering. Het stokpaardje is dan eetgedrag. Nu wordt 75 tot 80% van de landbouwgrond in de wereld gebruikt voor vlees en zuivel. Op het landoppervlak dat vrijkomt, als we vleesconsumptie significant verminderen, kun je heel veel biomassa telen en dan heb je ook nog ruimte voor meer natuur, wat nodig is voor biodiversiteit. Met technologische ontwikkelingen als kweekvlees is ook nog eens een enorme reductie van landgebruik te bereiken. Is dat primitief? Er verandert iets, maar lever je echt iets in?
‘We zijn heel goed bezig met de energietransitie, maar met de landtransitie lopen we echt achter. Shell ligt veel meer onder vuur dan de grote bedrijven die ervoor zorgen dat ons landbouwsysteem niet duurzaam is. In Europa begint men zelfs Polen mee te krijgen om met kolen te stoppen, maar de landbouwlobby blokkeert nog steeds hervormingen van de landbouwsubsidies. Dat lukt steeds maar niet. De omwentelingen hangen samen. We hebben een materiaaltransitie, een energietransitie, een landtransitie en een ruimtelijke transitie nodig. De uitkomst moet beter bestand zijn tegen klimaatverandering, want we gaan gewoon naar een warmere wereld en het moet leiden tot nul CO2-uitstoot.’
‘Het is een enorme stap in de goede richting. Het is heel belangrijk dat er daarin veel aandacht is voor de verliezers van die transities. Dat kun je zien als een knieval voor Polen, maar ik denk dat het hard nodig is om de verliezers perspectief te bieden en dat doet het. Want het gaat dus niet alleen om de technieken, maar ook om de sociaal-politieke inbedding. De transitie moet rechtvaardig zijn.’
‘Dat zien we nu denk ik al. Twintig jaar geleden kon het nog allemaal via techniek en energiebesparing. In een rapport van het IPCC uit 2005 was de mondiale energie-gerelateerde uitstoot van CO2 24 Gton, terwijl we nu tegen de 40 zitten. Denk je eens in hoeveel mogelijkheden we hadden gehad als we toen iets hadden gedaan, zelfs al hadden we toen maar gestabiliseerd. Toen zijn we eerst gaan inzetten op CCS als onderdeel van de technologische mix, maar dat is vervolgens eigenlijk niet gerealiseerd. En nu zijn we 15 jaar en 15 Gt per jaar verder. Gelukkig gaat het veel beter met duurzame energie, maar we hebben nog steeds CCS nodig. Kernenergie staat ook nog op de agenda. We kijken inmiddels ook naar directe CO2-verwijdering uit de lucht en zelfs klimaatengineering als stratosferische aerosolinjectie staat steeds hoger op de agenda.
‘Dus iedere keer schuiven we weer nieuwe technologische oplossingen naar de voorgrond, omdat eerdere technologische ontwikkelingen niet hard genoeg gingen om de problemen het hoofd te bieden. We hebben echt vooral naar die technologieën zitten kijken. CCS ging ook mis omdat er niet goed nagedacht is over sociale acceptatie. Ze hebben in Barendrecht zo ongeveer alles verkeerd gedaan, wat je verkeerd kon doen bij het meenemen van mensen. Die bewoners moesten het uit de krant lezen en als mensen iets vroegen dan werden ze behandeld van “Oh,oh, oh, mevrouwtje, maar CO2 ademt u toch ook uit.” De mensen werden niet serieus genomen.’
‘Kijk, je kunt heel veel stoppen in R&D, maar het grote gat zit vaak in de demonstratiefase. Dan wordt het politiek gevoeliger. Dat zie je nu bijvoorbeeld met blauwe waterstof. Dat is de demonstratiefase zelfs al voorbij. Dat kun je gewoon doen. Zo ingewikkeld is het niet. Groene waterstof moet de valley of death nog over. In de onderzoeksfase boek je relatief makkelijk resultaat, maar dan moet de eerste grootschalige demonstratie worden geïmplementeerd die ook echt meedraait in een fabriek. Dan heb je dus te maken met het grote bedrijfsleven. Je moet de fabriek stilleggen. Dat kost bakken met geld. Dan moet een installatie op schaal neergezet worden met heel grote financiële risico’s. Als je die fase ook meefinanciert wordt het een stuk duurder. En dan moet je nog de deployment in met SDE++-achtige subsidies. Daarna hoop je dat het uiteindelijk zonder subsidie kan, gewoon met een normstelling, zodat het good practice wordt. Maar voor die tijd moet je allerlei stapjes zetten, waarbij de wetgeving moet worden aangepast. En de sociale acceptatie is van belang. Dan roept al snel weer iemand dat de industrie geen compensatie voor de risico’s moet krijgen, want de groene milieubeweging wil geen grote winstgevende bedrijven subsidiëren. Het politiek gekrakeel maakt het moeilijk.
‘Het is verleidelijk om technologische innovatie te zien als een soort Manhattan Project, waar een paar slimme koppen bij elkaar de beste machine die je je ooit hebt kunnen voorstellen in elkaar knutselen. Dat je dan op een knopje drukt en “Halleluja! Hij werkt!” En dat iedereen hem dan gaat kopen. Maar dat romantische beeld gaat niet op. De maatschappelijk inbedding van een atoombom is toch een verhaal apart. Je kunt ook gewoon meer in oorlogstijd. En dan gaat het nog eens niet alleen over energie maar ook over ons transportsysteem en de manier waarop we wonen.’
‘Het Parijs-akkoord verandert echt het debat. En we zien klimaatverandering nu echt gebeuren. Het wakkert bewustzijn aan dat een groot deel van de wereldbevolking nu echt merkt dat er iets anders is. Het 1,5 graden rapport van het IPCC laat zien dat er een groot verschil zit tussen 1,5 en 2 graden temperatuurstijging. Bijvoorbeeld de temperatuur waarop het uitsterven van alle koraalriffen niet meer terug te draaien is, zit ergens tussen de 1,5 en 2. Het punt van onomkeerbaar afsmelten van het landijs op Groenland mogelijk ook. Als je niet hard gaat mitigeren, lijkt het er wel op dat dat gaat gebeuren. Dat is waarschijnlijk wel een kwestie van eeuwen, maar dan ben je wel Amsterdam kwijt.
Maar gelukkig lijken we de echt hoge temperatuurscenario’s niet te gaan halen. Qua emissies zitten we nu eerder op een 3 graden-pad dan een 5 graden-pad. Dat is nog steeds zeer risicovol, maar natuurlijk relatief goed nieuws. Dat komt doordat we echt beleid zijn gaan voeren. Duurzame elektriciteit heeft kolen ingehaald. Kolen lijken echt op hun retour te zijn.’
‘Ik zou het financieel systeem hervormen. Het ETS versterken, maar CO2-beprijzing is lang niet genoeg. Ik zou de industrieclusters stimuleren om zo snel mogelijk naar klimaatneutraal over te schakelen. Daar moet je dan dus ook de benodigde investeringen tegenaan zetten en de infrastructuur aanleggen. Veel meer inzetten op systeemveranderingen, dan een rijtje beleidsmaatregelen. Zoek naar virtueuze cirkels die zich zelf versterken.’
‘Ik denk dat gedragsverandering nooit echt een kans heeft gehad. Als je vergelijkt hoeveel er is geïnvesteerd in technologische vooruitgang. Daar is tientallen keren meer in geïnvesteerd dan in onderzoek naar gedragsverandering. Hoeveel CO2-reductie heeft al dat onderzoek naar kernfusie opgeleverd? Per vermeden ton CO2 hebben we er niks aan gehad. Ik denk dat we het gewoon nooit echt geprobeerd hebben om het op een andere manier te doen. Ik wil geenszins suggereren dat onderzoek en technologie slecht zijn, maar de verleiding is groot om alleen daarop in te zetten.’
`Nu wordt in de zware industrie in Nederland een CO2-heffing bovenop het ETS ingevoerd. Daar ben ik niet voor. In een sterk geïnternationaliseerde sector als staal met lage marges, ligt weglek dan serieus op de loer. Dan vind ik CO2-beprijzing van een eindproduct veel interessanter. Daarmee behoud je een gelijk speelveld en stimuleer je producenten ook nog eens om CO2-arme materialen te gebruiken. Groen cement, gerecycled asfalt, het wordt allemaal aantrekkelijker en je maakt als overheid ook nog eens duidelijk wat het koolstofgehalte van producten is, want daar staan mensen veel te weinig bij stil. Je moet altijd kijken waar in de keten je de prikkel legt. De carbon takeback obligation (CTBO) is ook een interessant concept. Dat je gewoon heel principieel een soort afvalheffing op CO2 invoert, lijkt me uiterst redelijk.’
‘Het is natuurlijk heel verleidelijk om te denken dat je een apparaat hebt, dat je gewoon daar neer kan zetten en dat je dan technologie overdracht hebt. In de klimaatonderhandeling speelt het concept common but differentiated responsibilities and respective capablities. Rijke landen hebben historisch gezien het grootste deel van het klimaatprobleem veroorzaakt, terwijl arme lande er het meeste last van hebben. Het gaat hier om de capabilities. De mogelijkheden in arme landen zijn gewoon heel erg beperkt, ze hebben genoeg andere problemen en fossiele brandstoffen zijn voor veel toepassingen nog goedkoop en aantrekkelijk. Dus in 1992 is afgesproken dat rijke landen arme landen zouden gaan helpen met technologie. Maar we weten ook al heel lang uit ontwikkelingsstudies dat het niet helpt om alleen de hardware ergens neer te gaan te zetten. De software en de ‘orgware’, de instituties, moeten ook mee.
De rijke landen zien op zich het punt wel, maar hebben een soort China-trauma opgelopen en zijn heel erg bang dat ze hun eigen concurrenten aan het creëren zijn door arme landen te helpen met technologie. Er zit een heel plat soort eigenbelang op de korte termijn in. Maar uiteindelijk zal het voor ontwikkelingslanden nooit aantrekkelijk zijn om klimaatbeleid te voeren als ze alle oplossingen maar moeten blijven importeren. Je moet zorgen dat ontwikkelingslanden zelf belang hebben bij klimaatmaatregelen. Dat kan alleen als je daar capaciteit opbouwt. Daar zit internationaal een probleem. Hoe krijg je een lokale economie rondom het goede? En hoe overreed je rijke landen om toch meer technologie te delen?’
‘Het IPCC zegt in het 1,5 graden rapport dat zelfs in 2050 al honderden miljoenen mensen meer in extreme armoede zullen leven bij 2 graden opwarming dan bij 1,5 graad. Dat verschil zit hem in extreem weer. Je hoeft er niet dood te gaan, dat gebeurt gelukkig steeds minder, maar je kunt er wel alles wat je hebt door kwijt raken, bijvoorbeeld de koe die je inkomen garandeert of je spaargeld is. Landen kunnen tien jaar in hun ontwikkeling worden teruggegooid als er een orkaan langskomt. Wereldwijd hebben 2,6 miljard mensen geen toegang tot schone kook-energie en 1,3 miljard geen elektriciteit. Voor die groepen, vooral ook op het platteland, zijn duurzame energie-oplossingen vaak goedkoper dan fossiele, sinds de kosten van zonne-energie zo sterk gedaald zijn. Dus ik vraag me af of die claim van Lomborg houdbaar is. En ook als je die 2,7 miljard mensen die nu op houtvuurtjes koken op LPG laat koken, zorgt dat niet voor heel veel emissies.’
‘Daarom moet je ook geen CO2-prijs invoeren in alle sectoren. Het is een mooi instrument voor de elektriciteitssector en op zekere hoogte voor de zware industrie. Neo-klassieke economen denken dat een algemene CO2-prijs een goed idee is, maar ik denk niet dat je armsten van de armsten moet gaan lastig vallen met een CO2-prijs. Dat is trouwens ook een uitdaging voor de CTBO. Generieke instrumenten hebben nadelige effecten die je niet moet vergeten.’
‘Dat is hoogst onzeker. Hoe dichter we bij 1,5 graden in de buurt komen, des te groter de onzekerheid. Als je 1,5 graad nastreeft zonder CO2 verwijdering hebben we nog 5 tot 10 jaar voor we op nul moeten zitten.’
‘De econoom Martin Weitzman, die wat mij betreft de Nobelprijs voor Economie had moeten krijgen, kwam een jaar of 10 geleden op een kans van 8% op absolute rampspoed. Dat is best een grote kans! Je zou nooit in een vliegtuig stappen dat 8% kans had om neer te storten. In de communicatie rond de klimaatscenario’s worden die bandbreedtes vaak weggelaten om het maar niet te moeilijk te maken. Politici en het grote publiek kunnen slecht probabilistisch redeneren.’