Benno Boeters
Kan een universiteit zelfstandig besluiten een numerus fixus in te stellen? ‘Ja, dat kan’, antwoordt rector magnificus Karel Luyben. ‘Als de opleidingscapaciteit onvoldoende is, kan een college van bestuur een numerus fixus instellen. Die hoeven we niet aan te vragen bij het ministerie, maar moeten we aanmelden.’ Hij wijst erop dat het in te stellen maximum op nieuwe eerstejaarsstudenten, voor Bouwkunde, Industrieel Ontwerpen en Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, impliceert dat er een gewogen loting plaatsvindt, want het is niet zo dat wie het eerst komt het eerst maalt. De eindcijfers van de middelbare school voor de relevante bètavakken zullen dus vanaf 2011 de doorslag geven of eerstejaars de collegezalen van de drie faculteiten mogen betreden. Waarbij je met een gemiddelde acht of hoger verzekerd bent van toelating.
Luyben is sterk voorstander van een ‘selectie aan de poort’. ‘Mijn persoonlijke mening is – dus niet het officiële standpunt van de TU Delft – dat voor elke studierichting selectie zou moeten plaatsvinden. Nu is het in Nederland zo dat elk diploma van de middelbare school met het juiste vakkenpakket recht geeft op toegang tot de universiteit. Bij een paar studies geldt nu al een numerus fixus en selectie, zoals bij medicijnen. Dat leidt dus tot verschuivingen; mensen gaan iets anders studeren, of proberen het een jaar later weer. Het betekent ook dat die selectie nu vaak in het eerste jaar geschiedt. De afvalpercentages zijn vaak hoog, en dat is dus niet erg efficiënt.’
Luyben zou het ‘veel gezonder’ vinden als alle academische studies het selectiemoment van het eerste jaar verschuiven naar de toelating. ‘Ik sprak onlangs een directeur van een middelbare school die mij vertelde dat leerlingen letterlijk zeggen dat ze met een zesje tevreden zijn, want dat is voldoende. “Waarom zou ik meer doenâ€, zeggen ze. Daarmee halen wij natuurlijk geen kwaliteit in huis’.
Een ander voordeel is dat bij selectie aan (of vóór) de poort een universiteit precies weet hoeveel eerstejaars er per studie binnenkomen. Nu blijft het tot september vaak onzeker hoeveel nieuwelingen aan de studie beginnen. ‘Zo’n onzekerheidsfactor – het kan zo honderd studenten schelen – daar kunnen wij niet op plannen. Toen ik hiervoor decaan van Technische Natuurwetenschappen was, stond ik in de zomer voor de beslissing een investering van een paar ton wel of niet te doen. Dan is het op zijn zachts gezegd niet handig als je geen zicht krijgt op hoeveel eerstejaars je moet voorbereiden.’
De opvattingen van rector Luyben komen overeen met de visie die Cees Veerman als voorzitter van de commissie die het hoger onderwijs onder loep nam en in april het rapport ‘Differentiëren in drievoud’ uitbracht. Ook Veerman pleit voor kwaliteitseisen en afschaffing van de outputfinanciering die ertoe leidt dat universiteiten zoveel mogelijk studenten naar de eindstreep willen brengen.
De 45 miljoen euro die de TUD moet besparen – omdat Delft minder geld uit de ‘eerste geldstroom’ ontvangt (geld dat direct van OCW komt) – komt overeen met zo’n 250 volledige arbeidsplaatsen. (Eind 2009 werkten er 4691 mensen bij de TUD, omgerekend in voltijdbanen.) Het bestuurscollege wil in drie jaar het gat dichten. Dat betekent een reductie in het personeelsbestand van een paar procent per jaar, hetgeen overeenkomt met het natuurlijke verloop. Echter, niet alleen oudere werknemers op boventallige plaatsen stappen op en essentiële functies moeten vervuld blijven. Dus zal de operatie gepaard gaan met verschuivingen en in het uiterste geval wellicht gedwongen ontslagen. ‘Al is het onze intentie dat zoveel mogelijk te voorkomen’.
Dimes, het onderzoekslab voor micro-elektronica, zal het moeten stellen zonder de vaste bijdrage van de universiteit en wordt meer afhankelijk van onderzoek en ontwikkelingswerk in opdracht van derden.