Mischa Brendel
Nu de economie weer aantrekt en bedrijven weer durven te investeren, lijkt het logisch dat ook de investeringen in r&d weer toenemen. De cijfers in de jaarlijkse R&D Top 30 van TW laten echter zien dat dit per bedrijf nog sterk verschilt.
In 2014 investeerden onder meer Royal DSM, Thales Nederland en Rijk Zwaan meer in research & development (r&d) dan het jaar ervoor, maar kwamen de r&d-uitgaven bij onder meer Philips, DAF Trucks en Royal IHC juist weer lager uit.
Philips, dat in september vorig jaar de splitsing van het bedrijf aankondigde in Lighting en Healthtech, verliest daarmee verder terrein op ASML, dat voor de tweede maal op rij de lijst aanvoert. ASML gaf in 2014 in Nederland € 799,5 miljoen uit aan r&d. Philips, de nummer twee op de lijst, haalt nog wel verreweg de meeste octrooien binnen: met 4.024 toegekende octrooien laat het Shell, dat volgt met 1.096 toegekende octrooien, ver achter zich.
Ook uit recente cijfers van het Europees Octrooibureau (EOB) blijkt de octrooidrift van Philips. In 2014 vroeg Philips bij het EOB 2.317 octrooien aan, waarmee het verder klimt van een vijftiende plaats in de lijst met grootste Europese octrooiaanvragers in 2012 naar een derde plek in 2013 en een tweede plek in 2014. Alleen Samsung vroeg vorig jaar meer octrooien aan bij het EOB. Nederland deed het in het algemeen ook goed en steeg van de vierde naar de derde plek wat betreft het aantal octrooiaanvragen door bedrijven.
Terug naar de R&D Top 30 ; dit jaar vroeg TW voor het eerst ook naar de jaaromzet van de bedrijven, om zo ook de relatieve r&d-uitgaven (de wereldwijde r&d-uitgaven uitgedrukt als percentage van de wereldwijde omzet) te kunnen bepalen. Dit is een belangrijke indicatie van de r&d-intensiteit van een bedrijf. Zo staan Keygene (plantenveredeling en biotechnologie) en Nuenen (mechatronica en beeldverwerking) op de 25e, respectievelijk 26e plaats in de top 30, maar investeren beide bedrijven hun volledige omzet in r&d, terwijl lijstaanvoerder ASML in 2014 18,3 % van de jaaromzet in r&d investeerde.
Waar wordt het r&d-geld door bedrijven aan besteed? Dat varieert sterk. Zo werkt Antea Group, een advies- en ingenieursbureau dat de Top 30 dit jaar net niet wist te behalen, onder andere aan de JLD-dijkstabilisator. Door diverse factoren kunnen er op dijken bezwijkvlakken ontstaan, waarvan dijkdelen kunnen wegglijden. De dijkstabilisator is een lang element dat haaks in deze dijkdelen wordt aangebracht en op deze manier de krachten op de dijk beter verdeelt. Het grote voordeel is dat deze maatregel ook geschikt is voor omgevingen met beperkte ruimte.
Fokker, nummer 11 in de Top 30, rondde in 2014 het project TAPAS (Thermoplastic Affordable Primary Aircraft Structure) af, gericht op de ontwikkeling van nieuwe composietmaterialen met thermoplasten en productieprocessen hiervoor. Fokker wil hiermee grote vliegtuigonderdelen lichter en goedkoper produceren.
Gewassenveredelaar Rijk Zwaan bepaalde in 2014 de dna-volgorde van het genoom van
spinazie. Met deze kennis kan het bedrijf beter genetische variaties bepalen en kwaliteitscontroles uitvoeren.
Van sommige bedrijven is moeilijk te bepalen hoe de r&d-ontwikkeling is ten opzichte van vorig jaar. Dit omdat zij een andere definitie van r&d-medewerkers zijn gaan hanteren (Shell), de r&d-uitgaven voor het eerst zijn geschat op basis van de wereldwijde r&d-uitgaven (NXP), of omdat de cijfers een schatting betreffen op basis van de begroting (Koninklijke BAM Groep). Ook gaven diverse bedrijven, waaronder NXP en Shell, hun cijfers op in dollars, wat door de sterk veranderende koers ten opzichte van de euro afgelopen jaar een vertekend beeld kan geven. Deze cijfers zijn omgerekend aan de hand van de gemiddelde wisselkoers over heel 2014.
Een aantal grote spelers ontbreekt dit jaar in de Top 30: onder meer KPN, Crucell en AkzoNobel leverden hun cijfers niet aan. Ook bij de Top 25 van kennis- en onderzoeksinstituten en onderzoekscholen ontbreekt een aantal partijen. De grootste ontbrekende speler is ESTEC, maar ook UNESCO-IHE komt dit jaar niet op de lijst voor.
Wederom leidt TNO de lijst met instituten aan. De omzet van dit onafhankelijk technologisch instituut steeg vorig jaar flink (€ 626,4 miljoen) ten opzichte van het jaar ervoor (€ 564 miljoen). ECN, wederom nummer twee in de lijst, moest juist iets inleveren en zakte van € 143 miljoen naar € 140 miljoen. Weinig verrassend telt TNO ook verreweg de meeste r&d-medewerkers. Ook wat betreft het aantal toegewezen octrooien (97) en het aantal peer reviewed publicaties (810) staat TNO bovenaan in deze lijst. Op dat laatste gebied blijft het instituut echter maar net boven het J.M. Burgerscentrum, dat zich bezighoudt met stromingsleer.
De dalende trend in het aantal onderzoekscholen lijkt zich te handhaven: bij het verzamelen van de cijfers blijken steeds minder onderzoekscholen nog actief.
Het is moeilijk om te zeggen of de impact van de economische crisis op r&d-investeringen voorbij is. Bij sommige bedrijven en instituten is er duidelijk sprake van een stijgende trend in de investeringen van de afgelopen jaren, maar bij andere is juist het tegenovergestelde zichtbaar. Bovendien zijn r&d-investeringen veelal uitgaven die zich pas vele jaren later (eventueel) terugbetalen.