Indra Waardenburg
Op 25 januari opende de TU Delft haar nieuwe robotica-instituut. Wie op de campus echter op zoek gaat naar dit instituut komt van een koude kermis thuis. ‘Het gaat om een virtueel instituut’, vertelt prof.dr. Robert Babuska, directeur van het Robotics Institute. De hoogleraar regeltechniek zag de leidende rol die de Delftse universiteit heeft op het gebied van robotica-onderzoek en kwam op het idee om zoveel mogelijk van dit onderzoek samen te brengen onder één noemer. Babuska: ‘Het aantal laboratoria en het niveau van het werk dat wij verrichten vraagt om meer naamsbekendheid.’
Vijftien leerstoelen van zes faculteiten (EWI, 3mE, IO, L&R, BK en TBM) zijn tot nu toe betrokken bij het instituut, waarbij het onderzoek is onderverdeeld in drie thema’s: robots that work, swarm robots en interactive robots. ‘Het is een open platform, dus iedereen die iets doet op het gebied van robotica mag zich aansluiten’, zegt dr.ir. Martijn Wisse, coördinator van het thema robots that work. Binnen het thema wil hij, met name voor het MKB, de drempel om te robotiseren verlagen. Het onderzoek zal volgens Wisse in de toekomst resulteren in start-ups zoals Lacquey (zie TW 46, 2011). Deze technostarter brengt binnenkort de eerste machine op de markt die, met behulp van een ‘zachte’ robothand, paprika’s aan de lopende band sorteert.
Wisse, ook coördinator van de multidisciplinaire minor robotica, is van mening dat er nieuwe verbanden ontstaan wanneer je experts bij elkaar brengt. ‘Het instituut is in feite de minor op grote schaal. Ik zie elk jaar weer mooie robots ontstaan, doordat de studenten van elkaars vakgebied gebruik kunnen maken’, vertelt Wisse. Tijdens een ronde door het laboratorium zijn de verschillende robots van dit jaar te bewonderen.
Een opvallende verschijning in het robotlab is Robby; een robot in een rokkostuum. Dr.ing. Maja Rudinac, die als coach betrokken is bij de minor robotica, bouwde samen met een team onderzoekers aan deze servicerobot. Met zijn bolle ogen (luidsprekers van Philips), een hd-camera als neus en de Kinect-camera uit de Xbox-spelcomputer als mond oogt hij niet alleen vriendelijk, maar kan hij ook iemand volgen en kleine taken – zoals het serveren van een hapje of drankje – uitvoeren. In Mexico deed Robby afgelopen jaar mee aan de Robocup@Home, het wereldkampioenschap voor servicerobots.
Het thema interactieve robots is zelf weer onderverdeeld in drie groepen: cognitieve robots (die met mensen communiceren), fysieke robots (die mensen fysiek helpen) en telerobots (die hun instructies van een afstand krijgen). Coördinator dr.ing. André Schiele, die voornamelijk voor Esa werkt, richt zich op de ontwikkeling van een exoskelet, waarmee astronauten telerobots intuïtief kunnen besturen. Eind 2014 of begin 2015 verwacht Schiele dat de eerste proeven met een daadwerkelijk exoskelet in de ruimte plaatsvinden.Het skelet is overigens ook geschikt voor andere doeleinden. ‘Het is onder andere inzetbaar bij revalidatie of het aansturen van robots die offshore taken verrichten.’
Een vreemde eend in de bijt is toch wel het thema zwermrobots. Dit thema is gericht op robots, uitgerust met sensoren, die net als insecten in een zwerm functioneren. ‘We beschikten eerder over de technologie dan dat we wisten voor welk doeleinde we deze robots wilden gebruiken’, vertelt coördinator dr.ir. Chris Verhoeven. Inmiddels zijn de mogelijkheden eindeloos; van het traceren van schepen tot het controleren van rijpheid bij fruit. De truc is volgens Verhoeven om het zo simpel mogelijk te maken. ‘De zwerm is niet slim, ze reageren op elkaar. Ik denk altijd: hoe dom kan ik de robot maken’, aldus Verhoeven.
Dat al het roboticaonderzoek van de TU Delft (nog niet) in één gebouw is ondergebracht, stoort Verhoeven niet. ‘Onderzoek is obsessiegedreven, dat loopt wel. Maar zo’n gezamenlijke vlieghal zie ik wel zitten.’