Thomas van de Sandt
‘Een iconisch gebouw’, dat moet het nieuwe Stedelijk Museum worden. De boodschap is duidelijk nadat zowel de Amsterdamse wethouder Carolien Gehrels, architect Mels Crouwel als Gert Frederiks, directeur van Teijin Aramid, deze hebben herhaald. Het geplaagde project (vertraging, faillissement aannemer) loopt nu weer goed, dus is het tijd dat het weer over het gebouw zelf gaat.
De nieuwe aannemer VolkerWessels is momenteel bezig met wat het gebouw zo ‘iconisch’ maakt: de gevel van de nieuwbouw aan de zijde van het Museumplein. Deze bestrijkt straks zonder zichtbare naden een oppervlak van honderd meter lang en veertien meter hoog. De bijzondere constructie, die eruit komt te zien als een enorme, witte badkuip, is alleen mogelijk door het gebruik van een speciaal koolstofcomposiet, waarin Twaron aramidevezels zijn verwerkt. In de gevelplaten zit in totaal 4.850 kg Twaron en 4.050 kg koolstofvezel, samen ruim 8.500 km aan vezels.
Twaron, in de jaren zeventig ontwikkeld door AkzoNobel en inmiddels ruim een decennium onder de hoede van het Japanse Teijin, is bij gelijk gewicht vijf keer zo sterk als staal. Vanwege de combinatie licht en sterk is de kunststofvezel een veelgebruikt materiaal voor het maken van kabels, kogelvrije vesten, snijvaste handschoenen en brandweerpakken. Ook de nieuwe gevel van het Stedelijk Museum is met 27 kilo per vierkante meter ruim twee keer zo licht als een traditionele vliesgevel (niet-dragende gevel van glas).
Dit is echter niet de voornaamste reden dat voor het composiet is gekozen, meldt Crouwel. ‘Het composiet zal onder invloed van temperatuur nagenoeg niet uitzetten en krimpen. Daarom kunnen we zo’n groot gevelvlak maken zonder naden.’ De geringe uitzettingscoëfficiënt van het composiet wordt veroorzaakt door een curieus effect. Bij een verhoging van de temperatuur zet de hars die de vezels bij elkaar houdt uit, maar krimpen de koolstof- en kunststofvezels. Bij de juiste verhoudingen van de componenten in het composiet doen deze tegengestelde effecten elkaar teniet. Overigens zet de staalconstructie waaraan de gevel hangt wel uit als het warmer wordt. Het is daarom van belang dat deze straks constant op kamertemperatuur wordt gehouden. ‘Dat komt helemaal goed’, aldus Crouwel.
De met Twaronvezels versterkte koolstof is – ook in vergelijking met andere composieten – een relatief duur bouwmateriaal. Teijin Aramid heeft echter besloten de vezels aan het museum te doneren. ‘Dit is een architectonisch hoogstandje dat nergens anders ter wereld is vertoond. Vanuit ons eigen gedachtegoed en het feit dat dit materiaal de enige oplossing is om dit bijzondere bouwvolume te realiseren, hebben we snel besloten om main founder te worden van het Stedelijk Museum’, aldus Frederiks.
De gevel is opgebouwd uit in totaal 271 platen van verschillende vormen en maten, waarvan inmiddels zo’n zestig procent is gemonteerd. Deze gevelplaten, gemaakt en gemonteerd door Holland Composites, bestaan uit twee composietlagen van enkele millimeters dik aan de buitenkant en een isolatiekern van schuim van een aantal centimeters dik.
Een speciale machine pakt de platen op met een vacuümsysteem en schuift deze precies over de daarvoor bestemde haken. In totaal zijn er 1202 van deze draagpunten in de staalconstructie. ‘Vooral de uitlijning hiervan is technisch uitdagend’, vertelt Reinoud van de Kroon van Holland Composites.
Tussen de platen moet overal precies 3 mm ruimte zitten. Om dat te bewerkstelligen worden de platen met aluminium bruggen bij elkaar gehouden tot ze worden verlijmd. ‘Dat gebeurt met dezelfde hars als ook in het composiet zelf zit’, aldus Van de Kroon.
Na het lijmen worden de naden helemaal afgedicht met schuim. Dan wordt de gevel afgewerkt en de platen (nu nog groen) wit gespoten. Dit najaar moet dan ‘de badkuip’ in volle glorie te zien zijn.