Benno Boeters
Van alle Grote Technologische Instituten (GTI’s) die door overheid en bedrijven zijn opgericht is ECN niet alleen de jongste organisatie, maar ook de organisatie die het meest heen en weer is geslingerd door veranderingen in tijdgeest en techniek.
De naderende fusie met TNO, per 1 januari 2018, is de volgende overgang. ECN is dan verlost van nucleaire dochter NRG, die worstelt met het historisch radioactief afval.
Atoomenergie was het onderzoeksveld waarmee het – toen nog – Reactor Centrum Nederland begon. In Petten, ver van de bewoonde wereld, dichtbij koelwater en volledig gefinancierd door het ministerie van EZ. Nucleaire energie was dé belofte: veel moderner dan het vuile steenkool.
Enfin, het door ECN geschetste verhaal in samenvatting: in de jaren ’70 bleek nucleair afval een groot probleem, er groeide grote weerstand tegen nieuwe kerncentrales en Kalkar, en olieboycots toonden de kwetsbaarheid van de energievoorziening aan. ECN richtte de blik op alternatieven: zon, wind, biomassa, getijden, aardwarmte en – zowaar – energiebesparing. En steenkool, maar dan schoner middels kolenvergassing en wervelbedverbranding. Wat de ECN-geschiedschrijver vreemd genoeg niet vermeldt is dat hét alternatief voor kern- en kolenenergie, een enorme voorraad aardgas uit eigen bodem, de urgentie om de alternatieven te ontwikkelen behoorlijk onderuithaalde.
In de ECN-tekst staat één cruciale zin als het gaat over de brandstofcel. In Petten doet men daar veel kennis over op en ‘opnieuw bestaat de hoop op ontwikkeling van een technologie waarmee Nederland een eigen energie-industrie kan opbouwen. […] Maar uiteindelijk blijken de marktperspectieven niet voldoende.’
De markt, niet écht het pakkie-an van onderzoekers. Ook niet van geldschieter EZ trouwens. De hoge kwaliteit van de r&d vertalen in commerciële producten blijkt een brug te ver. Meest schrijnend voorbeeld is natuurlijk de mislukking om met de ECN-expertise in windturbines een industrie op te bouwen. Iets wat de Denen wel lukte, overigens puur vanwege het regeringsbeleid.
Net als bij meer met overheidsgeld betaalde instellingen meende Den Haag in de jaren ‘90 dat sturing aan de markt moest worden overgelaten. Toenmalig ECN-directeur Harry van den Kroonenberg richtte de focus op contractonderzoek; afdelingen werden als businessunits afgerekend op hun dienstverlening aan de klant.
Ondertussen ontwikkelde de aloude nucleaire tak zich tot een wereldbedrijf in de levering van medische isotopen met een mondiaal marktaandeel van zo’n 30 %. Maar de Nuclear Research and Consultancy Group heeft een blok aan het been in de vorm van 1.750 vaten nucleair afval van vóór 2001. Dat ligt nog in de Pettense duinen maar moet naar Covra, in Zeeland. En de inhoud van de vaten dient gescheiden in hoog- en laagradioactief. Dat kost niet € 113 miljoen, maar € 184 miljoen, zo onthulde Nieuwsuur vorige week. Of de overheid even wil betalen. Het is toch wel heel opmerkelijk dat bij een activiteit die zo nauwgezet gecontroleerd werd door EZ en andere toezichthouders, er nog zo’n lijk uit de kast kan rollen.