De vergrijzingsgolf en het tekort aan personeel stellen de zorgsector voor een groot dilemma. Technologie kan verlichting brengen, maar alleen als de innovatie aansluit op de belevingswereld en de werkwijze van de doelgroep. Hoe kom je op het punt dat de praktijk van zorgverleners de technologische innovatie ook als een zinvolle oplossing omarmt? En is de financiering daarop afgestemd?
Innovatie is cruciaal als de zorgsector de werkdruk wil verminderen. Slimme software kan bijvoorbeeld administratieve lasten verlichten en de ondersteuning van robots kan helpen bij fysieke en cognitieve taken. Eenvoudig nieuwe hard- en software binnenrollen, is echter niet effectief gebleken. Vanuit de technologie worden vaak oplossingen bedacht die onvoldoende aansluiten bij de praktijk. Van de andere kant zoeken zorgverleners naar digitale oplossingen die hun huidige werkwijze exact nabootsen, zonder fundamentele veranderingen door te voeren. “Ze vragen om een paard, maar dan met een motor erop”, schertst Robert Thijssen, programmaleider van het Amsterdamse zorginnovatielab van SIGRA, een vereniging van ongeveer 150 ziekenhuis- en zorgorganisaties in Noord-Holland.
Ze vragen om een paard, maar dan met een motor erop”
De oplossing ligt in het zoeken van samenwerking, waarbij al in een vroeg stadium alle belanghebbenden hun inbreng kunnen geven. De technologie is meestal het probleem niet, stelt Thijssen. “We moeten af van het digitaliseren van niet-dynamische inefficiënte zorgprocessen.” Thijssen richt zich met het SIGRA Innovatielab op complexe samenwerkingsvraagstukken die de markt niet adequaat oppakt. Die vraagstukken vereisen een duidelijke visie, stelt hij, en projecten waarin alle betrokkenen die visie samen uitwerken, ook wel een ‘quadruple helix framework’ genoemd.
“Er leeft nog wel eens het idee dat alles in het EPD [elektronisch patiëntendossier, red.] te vinden is. Maar je hebt juiste zachte data nodig zoals ervaringen, gevoelens en narratieven. Ook de sociale en culturele contexten zijn belangrijk. Die haal je op in thuissituaties waar de zorgprofessional niet voortdurend kan zijn. Met technologie kun je mensen echt leren kennen en ondersteunen, zodat ze meer de regie kunnen voeren over hun eigen zorg.”
Menselijke warmte in digitale zorg
Innovatie slaagt pas als technologie aansluit bij sociale structuren, is de ervaring van Martijn Vastenburg. Hij is oprichter van ConnectedCare, een bedrijf dat wetenschappelijke resultaten met mens-robot interactie naar de zorgpraktijk brengt. Vastenburg is daarnaast universitair docent aan de Radboud Universiteit. “Technologie moet niet alleen functioneel zijn, maar ook ‘warme zorg’ bieden en sociale interactie verbeteren.” Hij refereert aan het spel Detroit: Become Human. Dat speelt zich af in de toekomst, waarin een menselijke robot huishoudelijke hulp biedt, bijvoorbeeld aan ouderen. “De eerste reactie [van ouderen bij het zien van de technologie, red] is altijd: ‘Ik wil geen technologie, ik wil warme zorg.’ Dan kun je heel veel argumenten aandragen, maar die overtuigen niet. Dat zie ik als grootste uitdaging: Hoe krijgen we die menselijke warmte ook in de digitale zorg. Niet als vervanging van de menselijke zorg, maar als aanvulling daarop.”
Technologie moet niet alleen functioneel zijn, maar ook ‘warme zorg’ bieden en sociale interactie verbeteren”
Er spelen meer uitdagingen bij innovatie in de zorg. Er ontbreekt een duidelijke visie bij de overheid, stelt Koen Hindriks, hoogleraar Kunstmatige Intelligentie aan de Vrije Universiteit. Zo verwacht minister Fleur Agema van Volksgezondheid veel van de inzet van kunstmatige intelligentie bij het oplossen van de problemen in de zorg. “De minister vindt dat er iets moet gebeuren, maar maakt geen keuzes. Het gevolg is dat de innovatie versnipperd blijft en veelbelovende oplossingen niet snel tot ontwikkeling komen.”
Om de ontwikkeling van AI-toepassingen in de zorg vlot te trekken, zijn Thijssen, Hindriks en Vastenburg alle drie betrokken bij het Smart Care Companion at Home (SCC@Home)-initiatief. Het doel is AI-gedreven technologische oplossingen ontwikkelen die de groeiende groep kwetsbare ouderen ondersteunen zodat zij langer thuis kunnen wonen. Het consortium beoogt AI- en zorgonderzoeksinstellingen, zorgverleners, MKB-bedrijven, startups en overheidsinstanties in zo’n quadruple helix framework bijeen te brengen voor een snelle innovatie die daadwerkelijk meerwaarde biedt.

Onbegrip rond complexiteit
Hindriks vindt het belangrijk om heel gefocust te beginnen. “We richten ons eerst op de mantelzorgers. We denken dat we daar echt kunnen laten zien dat het goed werkt voor een bepaalde doelgroep. Daarna kun je uitbreiden naar andere typen zorgverlening.”
Er ligt een concreet plan voor een eerste project: het uitwerken van een conversationele agent, populair gezegd een chatbot. Die kan de zorgprofessional – of casemanager – helpen bij de ondersteuning van mantelzorgers. Het gaat vaak om gesprekjes van vijf of tien minuten waarbij een beperkt aantal thema’s steeds weer terugkomt. Hindriks: “De praktijk leert dat elke mantelzorger het wiel voor zichzelf opnieuw moet uitvinden. Een begeleidende zorgprofessional moet daarbij steeds dezelfde hulp bieden. Dat is niet efficiënt.”
Een goede chatbot kan helpen de terugkerende vragen te beantwoorden. De financiering van zo’n ontwikkeling gaat echter niet soepel. Hindriks loopt vaak tegen onbegrip aan bij mensen die denken dat zo’n agent weinig innovatief is en makkelijk met ChatGPT te realiseren is. Maar er komt bij een zorgchatbot wel meer kijken dan bij de gemiddelde spraakassistent van een webwinkel. “In 10 tot 20 procent van die gesprekjes komt iets aan de orde wat wel degelijk onder de aandacht moet worden gebracht van de zorgprofessional, anders gaat het fout. Dat kan inhoudelijk zijn, maar ook een aanwijzing dat een mantelzorger het emotioneel echt niet meer trekt.”
Dan zijn in ieder geval drie verschillende componenten nodig die echt nog moeten worden ontwikkeld. Ten eerste moet de chatbot beschikken over de gesprekstechnieken van de zorgprofessional die nodig zijn voor het voeren van dit soort gesprekjes. Daarnaast moet het systeem feilloos kunnen identificeren welke informatie echt onder de aandacht van de zorgprofessional moet worden gebracht. “Dan hebben we ook nog een derde component, namelijk emoties herkennen en goed interpreteren”, legt Hindriks uit. Het geheel moet bovendien voldoen aan hoge privacystandaarden, waardoor de inzet van publieke AI-modellen al onmogelijk is.

The valley of death
Financiering is een groot probleem waar ook Vastenburg vaak tegenaan loopt bij het naar de markt brengen van veelbelovende innovaties. Hij ontwikkelde bijvoorbeeld een relatief simpele interactieve robot genaamd Lizz, voor kwetsbare ouderen. Het is in feite een kleine tablet die op tafel staat en waar een gezichtje met bewegende ogen en armpjes aan zijn gemonteerd. Lizz attendeert de oudere bijvoorbeeld dat het tijd is voor beweging, om te eten of om medicijnen in te nemen. Daarnaast zorgt Lizz voor wat conversatie. Er kwam veel positieve feedback op de pilots. “Mensen kregen er een band mee. Ze zeggen bijvoorbeeld dat het zo fijn is dat Lizz elke ochtend vraagt hoe ze geslapen hebben.” Nu is Vastenburg met dit project terecht gekomen in wat hij noemt ‘the valley of death’. Er zijn veel mogelijkheden voor doorontwikkeling, maar investeerders willen eerst zien dat er behoefte aan zo’n product bestaat. Om dat draagvlak te krijgen moet er een ontwikkelingsstap worden gemaakt en daar is financiering voor nodig.
Afgezien van de financieringsuitdaging noemt Vastenburg ook nog de certificering als een vertragende factor. “Op het moment dat we Lizz willen inzetten om mensen eraan te herinneren dat ze hun medicijnen moeten innemen, is het een medisch hulpmiddel en heeft meer dan alleen een sociale functie. Ook als je bijvoorbeeld informatie verzamelt over hoe iemand zich voelt en daarop de behandeling aanpast, zit je aan de medische kant. Het is nog een grijs gebied. Zo’n robot is een nieuwe toepassing die een onderdeel moet worden van het zorgsysteem. Ik denk dat je een splitsing moet maken tussen de sociale taak van een robot en het medische deel. Alleen dat laatste deel zou je moeten certificeren.” Dat certificeringsproces remt bovendien de doorontwikkeling, omdat het werk aan het product ‘bevroren’ moet worden aan het begin van het traject. Het certificeringsproces is tijdrovend en kost voor deze specifieke toepassing tussen de twee en tweeënhalve ton, schat Vastenburg. “Ook daar moet je financiering voor vinden, anders kun je de stap naar opschaling in de zorg niet maken.”
In het SIGRA Innovatielab heeft Thijssen vergelijkbare ervaringen: “Al met al ben je al snel tien jaar bezig met ontwikkeling: van de lobby voor de juiste subsidie via wetenschappelijk onderzoek en marktrijp maken tot je iets bruikbaars hebt.”
Roep om duidelijke visie
De oproep aan de overheid is dus om een duidelijke visie te ontwikkelen op de innovatie die nodig is om de groeiende problematiek in de zorgverlening aan te pakken. Om het innovatieproces te versnellen is het bovendien noodzakelijk dat de overheid de financiering en de certificering aanpast op de visie. Alleen op die manier kunnen innovatietrajecten daadwerkelijk de noodzakelijke verlichting voor zorgprofessionals brengen voor de piek van de vergrijzing zich aandient.
AI-ondersteunde interactie
Robert Thijssen is met het SIGRA Innovatielab al langer bezig om met behulp van AI de zorgprofessional te ondersteunen bij de interactie met mantelzorgers en dementerenden. Uit onderzoek blijkt dat een casemanager nu al verantwoordelijkheid heeft voor ongeveer 70 cases waar de Nederlandse norm 50 is. Naar verwachting groeit die ‘caseload’ tot 120 tijdens de piek van de vergrijzing in 2040. “Dat is onmogelijk en daarom willen we die casemanager ondersteunen met sociale en conversational AI.” De oplossing draait om een slim apparaatje dat in huis de gesprekken tussen de mantelzorger en de patiënt interpreteert en analyseert. Wanneer de gesprekken indicaties bevatten dat de twee er samen niet uitkomen, kan de smart companion ondersteuning bieden. Blijkt dit onvoldoende gaat er een signaal naar de casemanager.
“Tijdens de standaard bezoeken van de casemanager gaat het vaak op dat moment goed en ontstaat er geen goed beeld van de werkelijkheid. Dan is het bezoek niet effectief. Wanneer de casemanager kan reageren op een signaal van de smart companion, betekent dat er alleen interventie plaatsvindt op het moment dat het nodig is.” Privacybescherming is vanzelfsprekend een erg belangrijk onderdeel in dit project. Thijssen legt uit dat een privacy-by-design-oplossing van ‘Bubl Cloud’ zorgt dat de gesprekken de woning niet verlaten. De intelligentie wordt lokaal toegepast en alleen de signalering gaat naar de casemanager. Thijssen werkt het concept uit voor patiënten met Alzheimer, maar het systeem is relatief gemakkelijk toepasbaar voor andere vormen van zorgverlening.