René Didde
Kennisinstellingen en het waterbedrijfsleven reageren positief op de vorige week verschenen ‘waterbrief’ aan de Tweede Kamer. Daarin zet staatssecretaris Ben Knapen uiteen dat overheidsgeld voor ontwikkeling van arme landen meer dan voorheen gepaard zal gaan met export van kennis en kunde van het Nederlandse bedrijfsleven.
Water is een van de vier speerpunten in dit nieuwe beleid, zo hield Knapen zijn gehoor voor. Dat verzamelde zich in het leeggepompte Deltabasin bij Deltares in Delft. ‘De overheid wil zich meer opstellen als makelaar tussen partijen en meer ‘waterdiplomatie’ gaan bedrijven’, zei Knapen.
Het bleef niet bij vrome voornemens en beste wensen. Knapen maakte bekend het budget voor waterprogramma’s in ontwikkelingslanden te verhogen van 156 miljoen euro in 2011 naar 254 miljoen euro in 2015. Daarnaast ontving waterkennisinstituut IRC tien miljoen euro voor de komende vijf jaar. IRC is betrokken bij het realiseren van de internationale waterdoelen (millenniumdoelen).
De keuze voor water is logisch. De Nederlandse watersector geniet nog altijd een grote reputatie in de wereld, of het nu gaat om drinkwaterbereiding en sanitatie, dijkaanleg en kustbescherming of waterzuivering. Nieuw is dat de waterwerken ook duurzaam moeten zijn, zoals building with nature, waarbij natuur en toerisme eveneens profijt hebben. Het project Zandmotor geniet al veel belangstelling van het buitenland.
Niet alleen in het ontwikkelingsland moet hierdoor een meer duurzame economische groei mogelijk worden, ook de BV Nederland mag er gerust garen bij spinnen, aldus het kabinet. ‘De klassieke ontwikkelingshulp heeft zijn langste tijd gehad. Ontwikkelingshulp met belastinggeld is afgenomen van zeventig procent van de geldstroom naar ontwikkelingslanden in de jaren zestig tot dertien procent nu.’ Nieuwe samenwerkingsverbanden en PPS-constructies staan op het programma. Een punt van zorg is wel dat er ter plaatse van de projecten sprake moet zijn van goed (lokaal) bestuur, aldus Knapen.
Nieuw is ook het ‘young expert program’ waarbij jonge waterprofessionals kennis opdoen in de praktijk in ontwikkelingslanden en daarbij onderdeel worden van het internationale netwerk. Het programma wordt betaald door zowel de overheid als de watersector. Dit voorjaar gaan de eerste mensen al op pad.
De watersector reageert verheugd op de Kamerbrief. ‘Aid wordt trade; water de kassa voor later’, zegt Menno Holterman, voorzitter van de stuurgroep watertechologie van het Nederlands Waterplatform (NWP). Ook Harry Baayen, directeur van Deltares is in zijn nopjes met de versterking van de gouden driehoek ‘overheid, markt en kennisinstellingen’. ‘We hopen de omzet in het buitenland in 2020 te verdubbelen’, aldus Baayen.
Dat zal steeds meer gebeuren doordat de Nederlandse watersector bijdraagt aan integrale plannen, licht Kees Bons toe. Als lid van het managementteam van Deltares is hij onder meer belast met ontwikkelingssamenwerking. ‘We zijn als Nederlandse kennissector goed in het maken en uitvoeren van plannen waarbij kustverdediging, hoogwaterbestrijding, landbouwprojecten en tegengaan van ontbossing hand in hand gaan’, aldus Bons.
Neem de wateroverlast in Jakarta van de laatste jaren. ‘Dat heeft marginaal met de zeespiegelstijging en fenomenen als El Nino en El Nina te maken, maar de overstroming vanuit zee wordt bepaald door de bodemdaling van de stad. En dat laatste komt door grondwaterwinning voor drinkwater in de nog steeds groeiende stad. Daarnaast maakt ontbossing van het omliggende land dat de sponswerking bij heftige buien verloren gaat en dus rivierafvoeren hogere pieken vertonen’, legt Bons uit.
Samenwerkende Nederlandse kennisinstellingen als Deltares en adviesbureaus als DHV en Witteveen+Bos hebben al twee orders binnengehaald voor plannen om Jakarta beter te beschermen en mogelijkheden te onderzoeken om de stad meer zeewaarts te verdedigen met een multifunctionele dijk. ‘Een deel van de baai kan dan worden ingepolderd, de groei van de stad opvangen en als zoetwaterreservoir dienen’, aldus Bons. ‘Er ontstaat daardoor een meer duurzaam fundament voor economische groei in Indonesië, en ook wij als Nederlandse watersector ontwikkelen ons met deze studies. Een klein deel wordt betaald door Nederland, maar het merendeel komt voor rekening van de Asian Development Bank, de Wereldbank en andere investeerders.’ Zo moeten de honderd miljoen euro extra van staatssecretaris Knapen een veelvoud opleveren, ook in Nederland. Een spierinkje uitgooien om een kabeljauw te vangen.