Benno Boeters
De Bouwcampus wil alles en iedereen in de bouwsector samenbrengen. Maar al het brainstormen en ideeën uitwisselen is wel ‘pré-competitief’. Het gaat niet alleen over nieuwe technische oplossingen, maar ook over andere vormen van samenwerken.
Op de campus van TU Delft staat nóg een campus, De Bouwcampus. Het is in feite één gebouw aan de zuidkant, waar in totaal twintig aan de bouw gerelateerde kennisinstellingen en startups zijn gehuisvest. Sinds drie jaar komen hier vertegenwoordigers van bedrijven, ingenieursbureaus, opdrachtgevers, opdrachtnemers, overheden en iedereen die wil meedenken over toekomstige ontwikkelingen in de bouwsector samen om nieuwe ideeën en perspectieven te ontwikkelen. Hier vinden sessies plaats waarin diep wordt nagedacht over de grote opgaven in de droge en de natte bouw. Hoe zien slimme snelwegen eruit? Waaraan moet de nieuwe huisvesting voor de politie voldoen? Wat is de beste aanpak in de grote onderhoudsoperaties in bruggen en andere civieltechnische kunstwerken?
De Bouwcampus is een neutrale vrijplaats, aldus de eind januari verschenen brochure, voor pré-competitief overleg, een ontmoetingsplek waar de ongeveer 85 partners die zijn aangesloten – maar ook anderen – overleggen, ideeën uitwisselen en visies ontwikkelen. Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf en Bouwend Nederland zijn de oprichters. Ook de vier technische universiteiten en veel Nederlandse gemeenten (de G4 en de G32) participeren al vanaf het begin.
Sinds een half jaar is ir. Laurens Schrijnen directeur van De Bouwcampus. Hij benadrukt dat het hier verder gaat dan praten. ‘Wij brengen bouwopgaven naar de volgende verdieping.’
‘Toen ik hier begon, heb ik iedereen in bouw uitgenodigd en in een half jaar tijd zijn er al 120 mensen op me afgekomen. Aannemers, hoogleraren, directeuren van ingenieursbureaus… Allerlei bouwmensen. Ik dacht: wat overkomt me? Ik was er echt door geraakt. Er was een bouwondernemer die zei: ‘Ik wil wel bij élke sessie aanwezig zijn.’ Iedereen komt hier vanuit eigen motivatie, hier kun je de nieren proeven van een potentiële opdrachtgever, of doorvragen wat het doel is van een opgave of meedenken over mogelijke meerkansen.’
‘Nou, zover is het nog niet. Maar Grip op de Maas is bijvoorbeeld al goed op weg. Dit is de vervangingsopgave voor de zeven stuwen in de rivier die aan het eind van hun levensduur zijn. Rijkswaterstaat belt niet even een aannemer met: doe mij zeven nieuwe stuwen en sluizen. We gaan eerst gezamenlijk naar de grotere opgave kijken: wat is op systeemniveau de functie van de Maas, is het een transport-waterweg, of kun je ook energie opwekken uit het stromend water, welke functies moet de rivier vervullen en hoe richt je mogelijk nieuwe stuwen daar op in? Dat proces is de kern van de sessies op De Bouwcampus.’
‘Nee, dat houdt hij niet voor zich, want dat idee wordt weer verrijkt door het verder te bediscussiëren. Wij zijn hier heel transparant over de concepten binnen onze neutrale ontmoetingsplek. Ik heb nog niet meegemaakt dat er issues ontstaan.’
‘Ja, en daar zijn we ook volledig transparant in. Als we zo uitgebreid met veel partijen in het voortraject hebben overlegd en ideeën uitgewisseld, hebben alle gegadigden ook dezelfde voorkennis om aan hun bieding te werken. Partijen zien co-creatie als werkwijze om te komen tot een genuanceerder en beter startpunt voor een aanbesteding. Op De Bouwcampus zijn we dus met name gefocust op de fase die daaraan voorafgaat.’
‘Ja, dat gaat veel verder dan duurzaam. We willen naar volledig hergebruik. Zo denken partijen in het programma Smartwayz.nl na over de eerste circulaire snelweg in Nederland, de toekomstige A58 tussen Eindhoven en Tilburg en het deel onder Breda. Dan gaat het om hergebruik; dat kan al met asfalt, maar hoe hergebruik je een viaduct? Je kunt het beton vermalen en dat voor fundering gebruiken, maar dan krijgt het een lagere waarde. Dat is niet de bedoeling. Hoe ontwerp je een viaduct zo, zodat het weer te demonteren en te hergebruiken is? Of hoe spelen we in op smart mobility als auto’s zelfsturend worden, met smallere rijstroken toekunnen en er geen borden langs de weg meer nodig zijn? Ze willen daar op de A58 een testgebied creëren, tenslotte zit Tesla ook aan die weg, net als de Automotive Campus. Hier in de voortuin van De Bouwcampus is The Green Village gevestigd, waar de TU Delft experimenteert met onder andere circulaire projecten. Zoals muren opbouwen door stenen in een frame te leggen zodat je die wanden ook zo weer kunt afbreken. En ze hebben hier ook een garage die bij Civiele Techniek stond heel netjes gedemonteerd en hier weer opgebouwd. Als leerproces van hoe je bouwwerken kunt ontwerpen voor hergebruik, zodat je straks geen nieuwe grondstoffen meer nodig hebt.’
2017: directeur stichting De Bouwcampus
2016-2017: kwartiermaker Smart Shipping Challenge 2017
SMASH! Projectleider Praktijkdemonstratie VoertuigData, ministerie van I&M, RWS
2011-2014: directeur business development en directeur ontwikkeling strategische allianties ministerie van I&M, Rijkswaterstaat
2008-2011: directeur van de Verkeersonderneming
1982: wiskunde TU Delft (cum laude)
1976: werktuigbouw HTS Rijswijk
Als één geestelijk vader voor het samenwerkingsplatform moet worden aangewezen dan is dat Jan Hendrik Dronkers, de voormalig directeur-generaal van Rijkswaterstaat, die in zijn periode (hij veranderde op 1 april afgelopen jaar van functie) hard gewerkt heeft aan de nieuwe rol van RWS. Nederlands grootste opdrachtgever in de bouw (zo’n € 1,5 miljard per jaar) kampte begin deze eeuw met forse bezuinigingen (20 %) en met ernstig verstoorde relaties in de bouwsector door de beruchte bouwfraude. Een beperkte rol als agentschap dat zich alleen richtte op aanbesteden en gunnen op laagste prijs, werkte slecht uit. Het leidde tot een race naar de bodem en vechtcontracten. Dronkers zette met zijn Marktvisie (2016) de lijnen uit naar samenwerking, transparantie en kwaliteit.
Daarnaast is De Bouwagenda die voormalig werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes vorig jaar maart presenteerde een hoeksteen voor De Bouwcampus. Hij bepleit een ‘revolutionaire aanpak’ voor de hele bouwsector. Het toekomstbestendig maken van de infrastructuur, verduurzaming van woningen, integratie van ict in de bouw en vooral een omslag naar de circulaire economie.