Erwin Boutsma
De 24 uur van Le Mans is dit jaar in de prestigieuze LMP1-klasse voor de derde maal op rij gewonnen door Audi.
Deze raceklasse is voor de zogenaamde Le Mans Prototypes, speciaal voor de race gebouwde auto’s die door fabrikanten worden beschouwd als proeftuin voor allerlei nieuwe technologie.
Zo beschikt Audi’s winnende R18 e-tron quattro over een dieselhybride techniek die we in minder extreme vorm sinds dit jaar ook terugvinden in de Audi A3. In de R18 leveren een 4,0 l V6 turbodiesel (achterwielen) en een elektromotor met vliegwiel (voorwielen) de energie voor aandrijving. Dit wordt aangevuld met een systeem dat hitte terugwint uit de uitlaat, waarmee de turbo of het vliegwiel kan worden aangedreven. De vorige twee edities van Le Mans won Audi ook al met een R18 e-tron quattro, maar dit jaar was de auto helemaal opnieuw ontworpen als gevolg van nieuwe regels die draaiden om ‘meer vermogen uit minder energie’.
Lange tijd leek het er niet op dat Audi zou winnen. Toyota reed de snelste rondetijden van het veld, maar moest uiteindelijk met elektrische problemen naar de kant. Ook Audi had problemen: twee auto’s moesten tijdens de race een nieuwe turbo gemonteerd krijgen, een mankement dat zich volgens teambaas Wolfgang Ullrich ‘nog nooit had voorgedaan’. De elektrische turbo was wel een van de nieuwe onderdelen van de R18 ten opzichte van de versie van vorig jaar. Niettemin finishte Audi als eerste en als tweede; de derde auto van Audi moest de race staken na een crash vroeg in de wedstrijd.
Het Volkswagen-concern, waartoe Audi behoort, heeft een geschiedenis van grensverleggende typen aandrijving in de racerij. In 2006 won het met een 5,5 l V12 turbodiesel . De Audi R18 was in 2012 de eerste hybride met een overwinning. In 2009 was Volkswagen de eerste die met een dieselmotor – een 2,5 l vijfcilinder in een voor woestijnrally’s aangepaste VW Touareg – het personenautoklassement won in Parijs-Dakar.
