Nieuws
0

'Bèta's moeten hun vinger opsteken'

Mischa Brendel

Op 23 mei mogen we weer naar de stembus. Dit keer voor de Europese verkiezingen. Bètatechnici kunnen zich terecht ondervertegenwoordigd voelen in Europa – het blijft een politieke minderheid. Een uitzondering hierop vormt Raoul Boucke.

Boucke is de nummer 2 op de lijst van D66 en geboren en getogen op Suriname. In 1993 vertrok hij, dankzij een studiebeurs via het werk van zijn ouders, naar Nederland om in Delft chemische technologie te gaan studeren. Dat verlangen kwam voort uit zijn eigen liefde voor de chemie, maar ook vanuit de wens van zijn ouders om voor een technisch beroep te kiezen.

Belangstelling voor politiek en maatschappij had Boucke al van jongs af aan, maar tijdens zijn opleiding werd deze interesse gesterkt. Vanuit zijn huidige positie als Europarlementariër roept hij op tot meer bèta’s naar Brussel, ‘omdat we ze hard nodig hebben.’

 

‘Al van jongs af aan was ik betrokken met politiek en maatschappij. Mijn ouders werkten in Suriname allebei bij het aluminiumbedrijf Alcoa. We woonden in een klein dorpje ver buiten Paramaribo, waar dat bedrijf ook aluminium won. Daar ontstond denk ik mijn interesse voor de chemie en techniek. Mijn betrokkenheid met politiek groeide ook sterk in mijn studententijd in Delft. Ik studeerde scheikundige technologie en volgde aparte vakken in sustainable development en in 1998 organiseerde ik als lid van studentenvereniging Technologisch Gezelschap samen met anderen een drieweekse reis naar de VS. Om dat te bekostigen, voerden we toen voor drie Europese en drie Amerikaanse chemiebedrijven een onderzoek uit naar duurzame ontwikkeling binnen hun bedrijven. Van elk bedrijf ontvingen we hiervoor fl. 10.000; veel meer dan wij 24 studenten nodig hadden voor onze reis.’

 

‘Nog niet meteen. Wel vielen mij de cultuurverschillen tussen de VS en Europa meteen op. Bij het begrip ‘sustainable’ dachten de Amerikanen vooral aan hoe hun bedrijf economisch duurzaam kon worden: zijn we er over tien jaar nog? Bij de Europese bedrijven speelden toen al veel meer de termen ‘people, planet, profit’ een rol.’

‘Voor mijn afstudeeronderzoek keek ik naar de life cycle analysis voor het ontwerp van installaties. Ik was eigenlijk altijd wel op zoek naar onderwerpen die te maken hadden met net iets verder vooruitkijken. Toen ik in 2001 afstudeerde, had ik een keuze: ik kon aan de slag bij GE Plastics, een Amerikaanse multinational die toen een vestiging in Bergen op Zoom had, of ik kon bij het ministerie van VROM, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu terecht. Die eerste baan betaalde beter, maar bij die tweede baan kon ik mij met beleid bezighouden. Ik heb dan ook voor de baan bij VROM gekozen. Iets dat mijn ouders niet begrepen: hoe kon ik een goedbetaalde baan bij een grote multinational laten liggen voor een baan in de politiek? In Suriname had het woord ‘politiek’ een negatieve bijklank, dus mijn ouders waren niet heel blij met mijn keuze. Ik kwam als trainee terecht in het projectteam dat toen de nationale strategie duurzame ontwikkeling opzette, in lijn met VN-afspraken. Bij mijn tweede opdracht in 2003 kwam ik terecht in een team dat het Europese voorzitterschap van Nederland in 2004 moest voorbereiden. Daarna ben ik gevraagd om in vaste dienst te treden.’

 

‘Nee, momenteel niet. Dat heeft denk ik te maken met de inrichtingen van de opleiding. Bètatechnische opleidingen zijn vaak niet ingericht op de maatschappij, waar alfa- en gammaopleidingen dit van nature veel meer hebben. Wel denk ik, gezien de toenemende aandacht voor de klimaatproblematiek – waarbij techniek de oplossing moet bieden – dat er de komende jaren meer bèta’s in de politiek bij gaan komen. Ik sta op plek 2 op de lijst van D66, want zij wilden iemand die op het gebied van klimaat en duurzaamheid inhoudelijk zijn mannetje staat. En de lijsttrekker van GroenLinks is Bas Eickhout, een scheikundige. Maar over het algemeen valt het nog erg tegen, ook in Nederland. We hebben nog een grote slag te maken. Meer bèta’s moeten hun vinger opsteken, dat hebben we echt nodig. We moeten werken met informatie op basis van juiste analyses.’

 

‘Dat is geen reden om niet op basis van cijfers beslissingen te nemen. Maar zeker moet je elkaar scherp houden en moeten we kritisch zijn en met peer reviewing werken. Maar het IPCC bijvoorbeeld is een heel robuust systeem. Ook is het belangrijk een goede vertaalslag te maken naar de burgers toe. Je moet niet alleen een goede analyse kunnen maken, maar die ook goed kunnen brengen. Voor de media is daarin ook een belangrijke rol weggelegd.’

 

Dat klopt. Het CO2-emissiesysteem is wat mij betreft ook de belangrijkste hoeksteen van een goed klimaatbeleid. Ik weet dat er mensen zijn die zeggen dat het Emission Trading System niet werkt, maar het is toch echt een succesverhaal. Ja, in het begin hebben we te veel gratis emissierechten verstrekt, maar in de basis werkt dit cap and trade system. Aanvankelijk lag de prijs van circa € 2 per ton uitgestoten CO2 veel te laag, maar we hebben aan het systeem gesleuteld en tegenwoordig ligt die prijs rond de € 22 per ton. Het resultaat is dat de emissies omlaag gaan en het Europa ook nog eens geld oplevert.’

 

‘Netto kunnen we dan zeker CO2-neutraal zijn. Ik denk niet dat de luchtvaartsector zelf dan volledig CO2-vrij uitstoot, maar als geheel is dat zeker mogelijk. Ongeacht wat bedrijven zeggen. Kijk naar de autosector. Toen we twaalf jaar geleden met hen onderhandelden over het terugdringen van de emissies van personenauto’s zeiden ze allemaal dat dit onmogelijk was. Wij hebben toen doorgezet: in 2009 trad de regeling in werking en kijk eens hoe de emissies van de nieuwe personenauto’s die gemaakt worden zijn gedaald. Je moet echt uitkijken wat het bedrijfsleven je voorschotelt en de cijfers kunnen verifiëren.’

 

‘Ik ben een enorm voorstander van een sterk Europa. En dat kunnen we zijn. We zijn de grootste economie in de wereld, maar daar handelen we nog te weinig naar. We gebruiken onze marktkracht veel te weinig. We moeten strengere eisen stellen aan de producten die op onze markt terechtkomen. Ik heb het niet over heffingen op buitenlandse producten om onze concurrentiekracht te vergroten, maar over het stellen van regels waar iedereen zich aan moet houden. Europese bedrijven moeten emissierechten betalen om hun producten te kunnen maken. Als China dan diezelfde producten naar onze markt brengt, zonder daar emissierechten over betaald te hebben, dan moet dat via een heffing gecompenseerd worden, zodat je weer een eerlijk speelveld hebt. Dat red je alleen als je in Europa samen optrekt.’

 

 

Onderwerp:
BedrijfsvoeringBeleid

Meer relevante berichten

Nieuwsbrief
Relevante berichten