Gerald Schut
De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) pleit in het vorige week gepresenteerde advies ‘Waterstof: De ontbrekende schakel’ voor een bijmengverplichting van CO2-vrij gas (lees waterstof) in de gebouwde omgeving en bijmenging van CO2-vrije brandstof in de lucht- en scheepvaart. De bijgemengde waterstof zou bovendien vrijgesteld moeten zijn van energiebelasting.
De RLI had liever een CO2-prijs gezien, maar omdat bedrijven anders uit Nederland zouden vertrekken met bijbehorende weglekeffecten, zou die alleen Europees ingevoerd moeten worden. En dat duurt de Raad te lang. De bijmengverplichting naar het model van biobrandstof in benzine en diesel is dan de beste en snelste optie die overblijft..
Naast de bijmengverplichting wil de RLI niet discrimineren tussen verschillende soorten CO2-arme waterstof. Het logische gevolg zal zijn dat het duurzame waterstofquotum wordt gevuld met ‘blauwe waterstof’ – waterstof uit aardgas – waarvan de CO2-uitstoot onder de grond is opgeslagen. Blauwe waterstof is immers nog altijd een factor 1,5 à 2 goedkoper dan groene waterstof die via elektrolyse uit duurzame elektriciteit verkregen wordt. De bijmengverplichting is dus uiteindelijk een verkapte subsidie voor CCS.
Commissievoorzitter Pallas Agterberg, tot vorige maand directeur Strategie bij netbeheerder Alliander, benadrukt dat vanwege omzettingsverliezen naar waterstof duurzame elektriciteit de voorkeur heeft in iedere sector die te elektrificeren valt: ‘Pas als elektriciteit niet of nauwelijks beschikbaar is komt waterstof in beeld en dan is de rendementsvraag minder van belang.’
Voor de industrie bepleit het RLI een verplichte vervanging van grijze waterstof door duurzame waterstof (met subsidie, opnieuw vanwege weglekdreiging). Het idee kan rekenen op instemming van Anton van Beek, directeur van Dow Chemicals: ‘We hebben waterstof niet alleen nodig om CO2-emissies te reduceren, maar ook om circulair te worden. Dat wordt nogal eens vergeten. Bij ons in de chemische industrie hebben we geen vijftig opties om te verduurzamen. Waterstof móét lukken.’
Volgens Catrinus Jepma, hoogleraar Economie en Duurzaamheid (RUG) is de RLI nog te voorzichtig: ‘Nu is hooguit 10% van de moleculen groen. Dat moet straks 100% zijn. Dus we hebben haast. Dat had ik graag meer onderstreept gezien. Ik ben erg voor een bijmengverplichting maar ik vraag me af of dat voldoende zal zijn voor investeerders om in groene waterstof te stappen. De markt is nog erg onzeker. Serieuze investeringen vergen tientallen miljoenen euro’s in elektrolysers van tientallen megawatts.’
En het reële risico dat klimaatemissies juist toenemen door groene waterstof te vroeg te steunen? Immers: als gascentrales gaan draaien om groene stroom voor elektrolysers te vervangen, had je dat gas beter direct kunnen gebruiken om grijze waterstof van te maken. Jepma: ‘Om te voorkomen dat elektrolysers te veel bestaande groene stroom opsouperen zou je je kunnen voorstellen dat investeerders in elektrolysers zelf ook voldoende opwekking van duurzame stroom moeten meebrengen.’
Op Twitter oogst het rapport overigens weinig lof. Zo schrijft energie-expert Laetitia Ouillet: ‘Ik vind het bizar slecht. Allemaal cirkelredeneringen. Iedereen zegt dat [waterstof] een rol gaat spelen, dus de raad concludeert dat het een rol gaat spelen. En dan een verwijzing naar de Hydrogen Council als bron. Duh!’