Mischa Brendel
Om de energietransitie mogelijk te maken moeten we vraag en aanbod van energie slimmer op elkaar afstemmen. Wat is het ideale moment om een elektrische auto op te laden? Hoe programmeren we warmtepompen zo slim mogelijk? Of moet juist de gebruiker zich aanpassen? Slimme technische oplossingen zijn niet voldoende, de energietransitie vergt ook gedragsverandering.
Dr.ir. Ballard Asare-Bediako is als hoofddocent en onderzoeker verbonden aan de HAN University of Applied Sciences, waar hij zich bezighoudt met de toepassing van smart grid-oplossingen en energiemanagementsystemen. Op technologisch gebied is er heel veel mogelijk, maar het gedrag van burgers bepaalt hoe bruikbaar deze technologieën zijn, stelt Asare-Bediako: ‘Wanneer iedereen zonnepanelen op zijn dak installeert, kunnen de elektriciteitsnetten dit niet aan.’ Moeten we dan eerst de technologieën gaan verbeteren, of inzetten op gedragsverandering? Asare-Bediako: ‘Beide. We hebben innovaties nodig om ervoor te zorgen dat we de vraag naar en het aanbod van elektriciteit in evenwicht kunnen houden, bijvoorbeeld mede door elektriciteitsopslag in buurtbatterijen, maar we moeten de elektriciteit ook slimmer gebruiken. Zo doen de meeste mensen in het weekend het leeuwendeel van de was; aan zulk soort dingen moeten we iets veranderen. We moeten mensen zover krijgen dat ze zeggen: ‘Ik doe mijn was op een ander tijdstip.’ Hetzelfde geldt voor het opladen van de elektrische auto: die moet niet meteen door iedereen opgeladen worden op het moment dat ze thuiskomen, maar wellicht wat later, of overdag op het werk.’
User friendly en user’s fear
De sleutel ligt volgens Asare-Bediako bij bewustwording, maar technologie speelt daarbij een belangrijke rol. ‘We moeten mensen laten zien dat de technologie aanwezig is, maar dat we de transitie met zijn allen moeten maken. Daarbij moeten we de mensen echter niet te veel belasten: het moet user friendly, zodat mensen ook bereid zijn de technologieën te gebruiken.’
Op de HAN houdt het SEECE (Sustainable Electrical Energy Centre of Expertise) zich met dergelijke vraagstukken bezig. Een voorbeeld hiervan zijn de vier laadpalen die er staan. Deze laadpalen werken op zonne-energie en intussen zijn er zo’n vijftien medewerkers die hun auto hieraan opladen. Ze kunnen onmogelijk allemaal tegelijk hun auto opladen, dus je wilt niet dat iemand een hele dag een laadpaal bezet houdt. Asare-Bediako: ‘Je moet de mensen dan leren hoe hiermee om te gaan. Zo hebben we gezegd: je mag je auto aan de laadpaal zetten totdat deze vol is, tot een maximum van vier uur lang. Is de accu vol of zijn de vier uur voorbij, dan ontvangen ze op hun mobiel een bericht dat ze hun auto van de laadpaal moeten halen. Doen ze dat niet, dan krijgen ze een gele kaart. Als je daarna weer over de schreef gaat, krijg je een rode kaart en dan mag je de laadpaal niet meer gebruiken.’
Asare-Bediako geeft toe dat de mensen die aan dit onderzoek deelnemen niet representatief zijn voor de gemiddelde Nederlander. ‘Dit zijn de actieve mensen, de early adapters, terwijl de meeste Nederlanders veel passiever zijn. Maar je hebt die actieve mensen nodig om je technologieën en gedragsveranderingsstrategieën te testen.’
De passievere Nederlander is ook degene die vaak kampt met ‘user’s fear’. Bij het rijden met een elektrische auto gaat het dan vooral om de angst of je onderweg met een lege accu komt te staan. ‘Mensen weten niet of ze in Amsterdam wel kunnen laden, als ze met hun auto van bijvoorbeeld de HAN naar Amsterdam rijden’, licht Asare-Bediako toe. ‘Wij proberen binnen de HAN met onder meer deze opstelling te leren hoe mensen met dit soort dingen omgaan.’
Samenwerken
Het plaatsen van zonne- en windparken moet zeker doorgaan, maar daarbij moet er beter gekeken worden naar de juiste locaties voor deze parken, stelt Asare-Bediako. ‘We moeten kijken op welke plekken we deze energieparken aan het net kunnen koppelen zonder dat dit overbelast raakt.’ Dat dit vaak botst met politieke en maatschappelijke standpunten, weet hij maar al te goed. ‘De energietransitie is daarom ook niet zozeer een technisch, maar vooral een maatschappelijk probleem: politiek, techniek, gedragsverandering bij burgers zijn allemaal nodig voor de aanpak ervan. We moeten allemaal samenwerken, anders komen we niet bij ons doel.’
Dat gedragsverandering lang niet altijd ingrijpend is, tonen warmtepompen. Mensen hebben met een cv-ketel geleerd om de verwarming ’s nachts laag te zetten en ’s ochtends weer aan te doen. Maar dat is bij een warmtepomp niet de meest efficiënte manier van gebruik. Asare-Bediako: ‘Wij hebben experimenten uitgevoerd waaruit bleek dat als mensen een temperatuur van 20 °C in huis willen hebben, de temperatuur van de warmtepomp daar niet meer dan 2 °C van moet afwijken. Dus ’s nachts moeten ze dan niet de thermostaat naar beneden draaien naar 16 °C of lager, maar naar niet minder dan 18 °C. Je moet de mensen eenvoudigweg leren dat een lagere temperatuur niet zuiniger is met een warmtepomp.’
HAN W@TTS
Binnen SEECE werkt de HAN nauw samen met het bedrijfsleven en de overheid; het is een publiek-private samenwerking. Asare-Bediako: ‘De laadpalen op onze campus zijn bijvoorbeeld een initiatief van SEECE. In eerste instantie wilden we met een bedrijf samenwerken om de laadpalen neer te zetten, maar we liepen tegen een aantal praktische problemen aan, bijvoorbeeld het intellectueel eigendom; daardoor bleek het zelf programmeren van de laadpalen onmogelijk. Dus hebben we de laadpalen samen met Alliander zelf ontwikkeld.’ Het voorbeeld is tekenend voor waar men in de praktijk tegenaan kan lopen. Asare-Bediako: ‘Met SEECE willen we betrouwbare en betaalbare innovaties bewerkstelligen.’
Hij vervolgt: ‘We hebben twee speerpunten. We jagen innovaties aan en door bij deze vraagstukken de studenten te betrekken, leiden we samen met het bedrijfsleven de professionals van morgen op.’
Uniek op de HAN is HAN W@TTS, Infrastructure for Research and Education on Power Systems. Een van de onderdelen is een opleidingsruimte die het complete energieverhaal van elektriciteitsvoorziening tot aan de zonnepanelen op de daken en de stopcontacten thuis simuleert. Op die manier kunnen studenten aan de HAN leren over en werken aan de vraagstukken waarmee Nederland op korte termijn te maken krijgt.
Daarin zijn de studenten van de Master Engineering Systems onmisbaar. Asare-Bediako: ‘In hun masteropleiding doen de studenten afstudeerprojecten, waarbij ze ons in ons onderzoek bijstaan met onder meer analyses. Zonder deze masterstudenten is ons onderzoek bijna onmogelijk. En dat is het mooie eraan: wij hebben ze hard nodig om ons werk te kunnen doen en zij zijn binnen de opleiding mooi bezig met de energievraagstukken van de toekomst.’