Teake Zuidema
Covid-19 schept onzekerheid, ook voor ingenieurs. En dat terwijl de situatie van de internationale ingenieurs-, architecten- en adviesbureaus toch al niet rooskleurig is. Volgens het jaarlijkse overzicht van het Amerikaanse tijdschrift ENR bedroeg de totale omzet van de 225 grootste internationaal opererende bureaus in het boekjaar 2019 $72,3 miljard, een stijging van slechts 0,6% in vergelijking met 2018. Het gaat hier om de omzet die deze 225 bedrijven halen buiten hun land van vestiging. 44% had in 2019 een lagere internationale omzet dan in 2018.
De minieme groei van de top-225 in 2019 werd volgens ENR vooral veroorzaakt door de kelderende olieprijs, economisch nationalisme, de door de Verenigde Staten ontketende handelsoorlogen en in mindere mate ook omdat het moeilijk is hoogopgeleid personeel te vinden. Vooral het crashen van de olieprijs hakt er duidelijk in. Projecten in de oliesector (raffinaderijen, petrochemische installaties, offshore en pijpleidingen) vormen samen 20% van de internationale markt voor de top-225. De lage olieprijs resulteerde vooral in minder nieuwe projecten in het Midden-Oosten.
De 50 grootste Nederlandse bedrijven deden het verhoudingsgewijs in 2019 nog goed met een groei van hun wereldwijde – dus het totaal van binnen- en buitenland – omzet van 7%. Vier Nederlandse bedrijven haalden in 2019 de internationale top-225 van ENR: Arcadis (op nr.4, met een omzet van $3.540 miljoen), Fugro (nr.13, omzet $1.590 miljoen), Royal HaskoningDHV (nr.43, omzet $337 miljoen) en Bilfinger Tebodin (nr.73, omzet $113 miljoen). Deze vier Nederlandse bedrijven zijn samen goed voor 7,7% van de internationale markt. Samen kunnen ze nog niet tippen aan de nummer één: het Schotse bureau Wood had in 2019 een internationale omzet van maar liefst $6.274 miljoen.
Door de pandemie zullen de omzetten van de meeste ingenieurs-, advies- en architectenbureaus er in 2020 op achteruitgaan. Veel grote projecten zijn uitgesteld, ingekrompen of zelfs afgeblazen door lock-downs en soms door de onmogelijkheid arbeiders te vinden. ENR verwacht dat deze trend in 2021 doorzet. Het is een open vraag of nationale overheden hun economieën zullen opstarten met grote investeringen in infraprojecten of de juist uitgaven zullen terugdraaien om de overheidstekorten binnen de perken te houden.
Ook wanneer overheden grootschalig gaan investeren in de infra, dan komt dat niet noodzakelijkerwijs ten goede aan internationale bureaus. In vrijwel alle landen geven politici de voorkeur aan nationale/lokale bedrijven. Het falen van internationale aanvoerlijnen en de daarmee gepaarde gaande tekorten aan allerlei producten die nodig zijn om de pandemie te bestrijden versterken het opbloeiende economisch nationalisme. Zo roepen in de VS roepen president Donald Trump en zijn tegenstander Joe Biden om het hardst dat alles ‘Made in America’ moet zijn.
De arbeidsmarkt voor ingenieurs wordt daarentegen door de pandemie juist globaler. Vrijwel alle bureaus draaien momenteel met telewerkers. Volgens een recente analyse van Deloitte Consulting zal deze trend doorzetten: meer digitalisering en automatisering en meer thuiswerkers. Wanneer de wereldeconomie weer opleeft zullen de internationale bureaus wereldwijd grabbelen om ingenieurs aan te trekken die nu werkeloos zijn. Het maakt dan niet uit of een sollicitant in Shanghai, Melbourne of Purmerend zit.