Mischa Brendel
- Gekweekt levend weefsel
- Gesimuleerde organismes
Het sinds enkele maanden actieve institute for human organ and Disease Model Technologies (hDMT) kan vanaf 1 juli rekenen op extra hulp vanuit het Microfab-lab van de TU/e, dat op die dag na een renovatie officieel wordt heropend. In dit lab kunnen structuren op microscopische en millimeterschaal worden vervaardigd en microfluïdische systemen worden gemaakt.
Het hDMT-instituut, gericht op orgaan-op-een-chip-technologie, komt voort uit een samenwerkingsverband tussen verschillende universiteiten en spelers uit de industrie: de TU/e, de TU Delft, Universiteit Twente, Universiteit Leiden (inclusief het medisch centrum), het Hubrecht Instituut, Genmab, Galapagos en Philips. Dergelijke ‘orgaanchips’ zijn in essentie zeer kleine stukjes gekweekt levend weefsel met een kunstmatige bloedstroom. Dit soort chips worden onder meer gebruikt om te zien hoe een ziekte zich ontwikkelt, of om te kijken wat het effect van een medicijn op een bepaald (type) weefsel is. Aangezien er in beide van deze situaties vaak sprake is van een wisselwerking tussen verschillende organen, gaat het hDMT ook microsystemen ontwikkelen met verschillende orgaanchips, om zo een (deel van een) organisme te simuleren.
Het uiteindelijke doel is om de ontwikkeling van medicijnen voor bepaalde aandoeningen te versnellen. Momenteel worden medicijnen getest op menselijke cellen in petrischaaltjes, maar deze situatie simuleert geen natuurgetrouwe omgeving. Ook zou het werk van het hDMT kunnen leiden tot minder gebruik van proefdieren.
‘Door het gebruik van patiënt-specifieke stamcellen voor de chips worden de genetische eigenschappen van individuele patiënten meegenomen in de tests’, legt prof.dr. Christine Mummery, voorzitter van de raad van bestuur van het hDMT en hoogleraar ontwikkelingsbiologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum, uit. ‘Daardoor kunnen medicijnen worden ontdekt die voor de ene patiënt zeer effectief zijn, maar voor een andere patiënt juist leiden tot ernstige bijwerkingen. Uiteindelijk willen we toe naar een behandeling op maat voor iedere patiënt.’