Indra Waardenburg
De TU Delft benoemde begin deze maand drie Antoni van Leeuwenhoekhoogleraren, waaronder dr.ir. Edward Valstar.
De in 1993 afgestudeerde werktuigbouwkundige die zowel werkzaam is bij de afdeling biomechanical engineering aan de TU Delft als bij de biomechanics and imaging group, afdeling orthopedie van het LUMC, probeert technieken te ontwikkelen waardoor heup- en knieprotheses een leven lang mee kunnen gaan. Hij richt zich hierbij op het vroegtijdig detecteren en verhelpen van loszittende prothesen. ‘Met de prothese zelf is vaak niks mis, het probleem is het ontstaan van een fibreuze weefsellaag (zacht littekenweefsel) erom heen’, zegt Valstar.
In 2007 kreeg Valstar een Vidi-subsidie voor zijn onderzoek naar de vroegtijdige minimaal invasieve behandeling van loszittende protheses. ‘Met stereo-röntgen kan de loslating van een prothese al in een vroeg stadium in beeld worden gebracht, maar tot nog toe is het vervangen van de hele prothese hier de enige behandeling voor’, aldus Valstar.
De onderzoeker is inmiddels al een eind op weg met een alternatieve behandeling, waarbij met water onder hoge druk het fibreuze weefsel weggesneden wordt en de prothese opnieuw kan worden vastgezet. ‘In de TU hebben we opstelling waar we de waterstraal testen met surrogaat weefsel. Binnenkort maken we de overstap naar het daadwerkelijke weefsel’, vertelt Valstar. Wanneer de eerste patiënten behandeld kunnen worden is nog niet bekend.
Ondertussen is de AvL-hoogleraar ook gestart met een tweede onderzoek. Bij dit onderzoek richt hij zich op biologische stoffen die cellen in het fibreuze weefsel kunnen omzetten naar botcellen. Valstar: ‘Het onderzoek staat in de kinderschoenen, maar door de grote aanwezige kennis bij het LUMC hebben we een vliegende start gemaakt.’ Valstar ziet mogelijkheden om preventief een biologische coating op de prothese aan te brengen. ‘Bij klachten zorg je dan dat de coating geactiveerd wordt met ultrasoon geluid of iets dergelijks.’