Thomas van de Sandt
De wildgroei aan opleidingen moest gesnoeid, het hoger onderwijs moest meer praktijkgericht worden en beter aansluiten op het bedrijfsleven in de verschillende regio’s. Dat waren in december 2011 de conclusies van de Verkenningscommissie Van Pernis, die de technische opleidingen op hogescholen in Nederland onder de loep nam. Het doel: meer afgestudeerde hbo’ers met een technische opleiding en een betere aansluiting op de arbeidsmarkt.
Al tijdens het werk van de commissie startte de Hogeschool Utrecht (HU) met de grootschalige herziening van zijn techniekonderwijs. Nu loopt de hogeschool voorop, vindt Michaël van Straalen, voorzitter van de Koninklijke Metaalunie en lid van de commissie Van Pernis.
‘Het hele hbo techniek pakt in mindere of meerdere mate de aanbevelingen van de commissie op (de hogescholen gaan onder andere een Innovatiecontract HBO Techniek tekenen, red.), maar de Hogeschool Utrecht is absoluut koploper. Hier voert men consequent en consciëntieus een onderwijsvernieuwing door waar anderen een voorbeeld aan kunnen nemen. De hogeschool heeft heel nadrukkelijk alle betrokken partijen opgezocht. Niet alleen studenten en docenten, maar ook het bedrijfsleven, dat ook een belangrijke rol speelt in de vernieuwde opleidingen.’
Do Blankestijn, directeur van het Institute for Engineering & Design van de hogeschool is blij met de positieve aandacht. ‘Laten we eerlijk zijn: het hoger onderwijs ligt onder het vergrootglas nu het beeld ervan de afgelopen jaren wat is aangetast.’
De HU startte in de zomer van 2011 met de vernieuwing en bracht het aantal bachelor-opleidingen binnen het Engineering domein terug van vijf tot slechts drie: elektrotechniek, werktuigbouwkunde en technische bedrijfskunde. ‘Om een voorbeeld te geven: we hadden een profiel mediatechnologie. De inhoud is nu ondergebracht bij elektrotechniek’, vertelt Blankestijn.
Het terugbrengen van het aantal opleidingen was een belangrijk punt van de commissie Van Pernis, die stelde dat het hoger techniekonderwijs te versnipperd raakte. ‘Het bedrijfsleven heeft lang gedacht dat hbo-afgestudeerden direct inzetbaar moeten zijn, maar dat vinden wij te ver gaan. Het hbo moet opleiden voor de arbeidsmarkt, niet voor een specifieke vacature’, aldus Van Straalen.
Het idee erachter is het afleveren van ingenieurs die breder inzetbaar zijn en bovendien een brug kunnen slaan tussen verschillende disciplines. Daarnaast moeten de bredere opleidingen andere types trekken dan alleen de concrete bèta, namelijk diegenen die op zoek zijn naar maatschappelijke relevantie.
De HU heeft dit opgepikt door het techniekonderwijs gedeeltelijk te koppelen aan vier thema’s, die ook belangrijk zijn voor het bedrijfsleven en de overheid in de regio. Dit zijn duurzaamheid in de gebouwde omgeving, creatieve industrie, werken en leven in de wijk en zorg en techniek. Elke student kiest één of meer praktijkprojecten binnen één van deze thema’s. ‘Hierin werken steeds studenten van de drie opleidingen samen en elk project heeft een externe opdrachtgever’, vertelt Blankestijn. De HU is pas dit academisch jaar gestart met de vernieuwde opleidingen en de projecten samen met het bedrijfsleven moeten dus nog concreet vorm krijgen. Ook is het nog te vroeg om te kunnen constateren of de onderwijsvernieuwing inderdaad zorgt voor de aanwas van een nieuw type bètastudenten. Volgens Blankestijn loopt alles behalve de gebruikelijke opstartproblemen soepel. ‘Vooralsnog zijn de studenten redelijk tevreden.’
In de voorbereidende fase waren er wel grote uitdagingen. ‘Sommige veranderingen roepen nou eenmaal weerstand op. Je levert wel een aantal opleidingslicenties in en dat zorgt voor weerstand bij docenten. Een werkgever ziet bijvoorbeeld graag op het diploma "industrieel automatiseerder" staan. Nu ziet hij dat niet meer, terwijl de competenties er nog wel in zitten. Wij zijn er echter van overtuigd dat het bedrijfsleven straks ook inziet dat de studenten die wij dan afleveren alles kunnen wat zij eerder ook konden en bovendien breder inzetbaar zijn.’
Wanneer is het nieuwe techniekonderwijs op de hogeschool geslaagd? ‘Als straks zowel het bedrijfsleven als de overheid vindt dat voldoende goede ingenieurs de markt op gaan’, aldus Blankestijn.